Examples of using "Esperança" in a sentence and their dutch translations:
Er is altijd hoop.
Er is nog hoop.
Maria heeft hoop.
Hij gaf alle hoop op.
Zolang er leven is, is er hoop.
Hij gaf alle hoop op.
Zolang ik adem, hoop ik.
Maria heeft hoop.
- De aanhouder wint.
- Hoop en moed zijn altijd goed.
Een nieuw jaar brengt altijd hoop.
Waar er leven is, is er hoop.
Hij verliest nooit de hoop.
Zolang er leven is, is er hoop.
- Hij was alle hoop kwijt.
- Hij had alle hoop verloren.
- Hij had elke hoop opgegeven.
- Hij zag het niet meer zitten.
We moeten de hoop niet verliezen.
Hoop is geen strategie.
Jij bent mijn enige hoop.
Hoop brengt geen brood op de plank.
Ik heb de hoop nooit opgegeven.
Zolang er leven is, is er hoop.
Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!
Hoop doet leven.
Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!
Mijn hoop was, spijtig genoeg, een illusie.
- Hoop geeft geen brood.
- Hoop brengt geen brood op de plank.
Hoop doet leven.
Wees kalm en geef de hoop niet op!
De mens hoopt zolang hij leeft.
Zolang ik adem, hoop ik.
Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!
Zijn enige hoop is zich tussen andere wringen.
Hij hoopte niet op redding, hij wist dat hij geen hoop had.
...en binnen de muren spreiden Gubbi en andere opzichters grote netten uit... ...in de hoop de voortvluchtige te verstrikken.
- Tom kwam naar Boston en hoopte dat hij een job kon vinden.
- Tom kwam naar Boston en hoopte dat hij wat werk kon vinden.
Hoop is als de zon die, als we ernaartoe reizen, de schaduw van onze last achter ons werpt.
Meermaals in de geschiedenis zijn mensen in opstand gekomen tegen de ongelijkheid van het leven en hebben ze geweigerd zich aan de beperkingen van wetten en geloofsovertuigingen te onderwerpen. Ze hebben vaak een periode van communisme en Rode Terreur doorgemaakt in de hoop uiteindelijk de perfecte staat te verwezenlijken. Hun leiders, aanvankelijk ongetwijfeld oprecht, omhelzen de utopische droom en verklaren zichzelf de vertolkers van zijn idealen, de beloofde gezanten van zijn zegeningen. Maar nu de materie voor de opstand rijp is en ze de verleidingen van de ontluikende macht niet kunnen weerstaan, ondergaan ze al snel die transformatie die de door de geschiedenis, vaak niet ten onrechte, vereenzelvigd wordt met demagogie, als ze falen, of met de autocratie, als ze slagen. In beide gevallen worden ze, met gebruikmaking van de elementen van verloochening in de maatschappij, apostelen van het geweld en verkondigen ze de theorie van de "creatieve vernietiging". Maar in plaats van een utopie te bouwen op de puinhopen die ze hebben geschapen, slagen ze er slechts in, zoals de geschiedenis laat zien, een andere regering op te zetten die, hoe legitiem en stevig haar fundamenten in theorie ook zijn, in de praktijk al snel despotischer en corrupter wordt.