Examples of using "Doutor" in a sentence and their dutch translations:
- Wat denkt ge, dokter?
- Wat denkt u, dokter?
- Hallo, dokter!
- Goedemorgen, dokter!
- Dank u wel, dokter.
- Heel erg bedankt, dokter.
Dokter, genees me.
Ik ben geen dokter.
Hallo, dokter!
Dokter, ik heb buikpijn.
Dokter, mijn naam is Mutaz.
Dokter, ik heb buikpijn.
Is hij geneesheer?
Hij is doctor en universitair professor.
De arts slaagde er eindelijk in de bloeding te stoppen.
- Hij is doctor en universitair professor.
- Hij is doctor en universiteitsprofessor.
- Mijn vader is arts.
- Mijn vader is dokter.
De dokter wilde geen giften aannemen van de armen.
Om te beginnen gaan we met dokter Benjamin Burns praten.
"Dokter, iedereen negeert me." "De volgende, alstublieft."
De dokter zei mij dat ik zou moeten stoppen met roken.
Ik ben geen dokter.