Examples of using "Láttalak" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb je gisteren gezien.
- Ik heb u nooit gezien.
- Ik heb je nooit gezien.
Ik zag je in mijn droom.
- Ik heb jullie gezien.
- Ik heb je gezien.
- Ik heb u gezien.
- Lang niet gezien.
- Lang niet gesproken!
Ik zag u koken.
- Ik heb u daar gezien.
- Ik heb je daar gezien.
Ik heb jullie in het park gezien.
Herinner je je wanneer ik je voor het laatst zag?
Lang niet gesproken!
- Ik had je nog nooit eerder zo gezien.
- Ik had je nog nooit eerder op deze manier gezien.
Hoe gaat het met je? Ik heb je al tijden niet gezien.
Ik heb u nooit zien koken. Kunt gij werkelijk iets klaarmaken?
Ik vond het haast eng om je een hele dag niet online te zien.