Translation of "Láttalak" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Láttalak" in a sentence and their dutch translations:

Láttalak tegnap.

Ik heb je gisteren gezien.

Sosem láttalak.

- Ik heb u nooit gezien.
- Ik heb je nooit gezien.

Álmomban láttalak.

Ik zag je in mijn droom.

Láttalak téged.

- Ik heb jullie gezien.
- Ik heb je gezien.
- Ik heb u gezien.

Rég láttalak.

- Lang niet gezien.
- Lang niet gesproken!

Láttalak főzni.

Ik zag u koken.

Láttalak ott.

- Ik heb u daar gezien.
- Ik heb je daar gezien.

Láttalak a parkban.

Ik heb jullie in het park gezien.

Emlékszel, mikor láttalak utoljára?

Herinner je je wanneer ik je voor het laatst zag?

Már régen nem láttalak.

Lang niet gesproken!

Régebben még soha nem láttalak ilyennek.

- Ik had je nog nooit eerder zo gezien.
- Ik had je nog nooit eerder op deze manier gezien.

Hogy vagy? Nagyon rég nem láttalak!

Hoe gaat het met je? Ik heb je al tijden niet gezien.

Sohasem láttalak főzni. Tudsz te egyáltalán főzni?

Ik heb u nooit zien koken. Kunt gij werkelijk iets klaarmaken?

Majdnem megijesztett, hogy egész nap nem láttalak az interneten.

Ik vond het haast eng om je een hele dag niet online te zien.