Examples of using "Ott" in a sentence and their dutch translations:
Was je daar?
Ben je er?
Ze wonen daar.
Wat is er daar?
We zijn er bijna.
- Tom heeft daar gewoond.
- Tom woonde daar.
Daar is niets te vinden.
Wie is daar?
Ik heb u daar gezien.
Zijn jullie er nog steeds?
Daar is ze.
Daar komt ze.
Ik ben daar geboren.
Blijf hier.
- Was je daar?
- Was u daar?
Het is daar niet.
- Zijn jullie daar geboren?
- Bent u daar geboren?
- Ben je daar geboren?
Wacht daar.
Is het daar?
- Ik heb u daar gezien.
- Ik heb je daar gezien.
Het sneeuwt daar.
- De jouwe is daar.
- Die van jou is daar.
Hoe is het klimaat daar?
...in Uruguay is uitgevonden.
...was ze daar.
Tenzing hield me hier.
Er waren duizenden mensen aanwezig.
Daar is niets te vinden.
Sla ginds rechts af.
Daar is Tokio.
Wie is daar?
Wacht daar op mij.
Wat deed je daar?
Laten we daar een fiets huren.
- Hoe lang ben je daar gebleven?
- Hoe lang bent u daar gebleven?
John is er niet.
Wie zal er zijn?
Ik ben daar.
- Laat dat daar maar zitten.
- Leg dat daar neer.
Blijf daar staan.
Tom zal er zijn.
Is Tom er?
- Ze zijn overal.
- Zij zijn overal.
Stop daar.
Wie gaat ernaartoe?
Is daar iemand?
Wat ligt daar?
Wat is er aan de hand daar?
We hebben daar rustig gewacht.
Heb je daar lang gewerkt?
Het is daar.
Was Tom daar?
Ik was er niet.
Jij was er niet.
Tom is daar niet.
Iedereen is er.
- Waarom was je daar?
- Waarom was u daar?
- Waarom waren jullie daar?
- Bent u daar?
- Ben je er?
- Tom heeft daar gewoond.
- Tom woonde daar.
Wat doe je daar?
Ik zweer dat ik niet daar was.
Ik ben er over tien minuten.
We zijn binnen een uur daar.
was dat er diep onder de grond,
zelfs daar,
Dat zijn ronde courgettes.
Er is daar geen Lenin plein.
Het oerbos.
En daar is ze.
- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.
Daar gaat onze bus.
- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.
Niemand woont daar.
We zijn daar drie maanden gebleven.
Is Tom daar ook?
Ik zou daar niet willen wonen.
Daar komt een smeris.
Daar, de bus komt!
Hoeveel mensen waren er?
Ik weet dat het er is.
Ik weet dat ze er waren.
We zullen proberen er vroeg te zijn.
We zullen er om half drie zijn.
Wat is daar precies gebeurd?
Hoe laat is het bij jou?
Ik bracht mijn jeugd daar door.
Hij stond daar en keek naar Tom.
Er is daar een hotel.
Wie is die man die daar staat?
Zijn vader eet daar tweemaal per week.
Ik stierf bijna ter plekke.
Vaak zit onze financiële informatie ook op die plaats.
En toen je daar was, heb je er een foto van gemaakt?