Examples of using "Mikor" in a sentence and their dutch translations:
- Hoe laat gaat hij dicht?
- Wanneer sluit het?
- Hoe laat gaat de winkel dicht?
Wanneer heb je hem gekocht?
Wanneer?
Wanneer zal het beginnen?
Wanneer ben je getrouwd?
Wanneer starten we?
Wanneer zullen we er zijn?
Wanneer ben je aangekomen?
Wanneer is het gebeurd?
- Wanneer ben je in München?
- Wanneer ben je in Monaco?
Wanneer kom je terug?
Wanneer komt ge terug?
Wanneer gaan we naar huis?
Wanneer kan ik je bellen?
- Wanneer zijt ge aangekomen?
- Wanneer ben je aangekomen?
Hoe laat ga je naar bed?
Wanneer ben jij gekomen?
Wanneer kunnen we eten?
Hoe laat luncht u?
Wanneer gaat u komen?
Wanneer is zij geboren?
Wanneer leer je?
Wanneer komen ze?
Wanneer zullen we eten?
Wanneer hebt ge haar ontmoet?
- Wanneer bent u geboren?
- Wanneer ben je geboren?
- Wanneer zijn jullie geboren?
- Wanneer eindigt het?
- Wanneer houdt dit op?
Wanneer is het gebouwd?
- Wanneer speel je tennis?
- Wanneer speelt u tennis?
- Wanneer spelen jullie tennis?
- Wanneer tennist u?
- Wanneer tennis je?
- Wanneer tennissen jullie?
Hoe laat eet u ontbijt?
Wanneer komt hij?
- Wanneer zullen we er zijn?
- Wanneer komen we aan?
Wanneer vertrek je?
Wanneer leren jullie?
Wanneer heb je gegeten?
Wanneer werk je?
Wanneer is het kasteel gebouwd?
- Wanneer begint de wedstrijd?
- Wanneer begint het spel?
Wanneer begint de film?
Wanneer kunnen we elkaar weerzien?
Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?
Wanneer zijn de verkiezingen?
Wanneer is de begrafenis?
- Hoe laat heb je dienst?
- Om hoe laat begint uw dienst?
- Hoe laat hebt u dienst?
- Om hoe laat begint jouw dienst?
Wanneer was je ermee klaar?
- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?
Hoe laat moet ik inchecken?
Wanneer ging hij naar Europa?
Wanneer komt hij terug?
Wanneer zijn ze naar huis gegaan?
- Wanneer keer je terug?
- Wanneer kom je terug?
Wanneer gaan we naar huis?
- Wanneer ben je vrij?
- Wanneer bent u vrij?
- Wanneer zijn jullie vrij?
Wanneer was dat?
Wanneer is het afgelopen?
Wanneer is hij teruggekomen?
Wanneer reis je naar Japan?
Wanneer gaan jullie twee trouwen?
- Weet je wanneer ze komt?
- Weet u wanneer ze komt?
- Weten jullie wanneer ze komt?
- Wanneer eindigt het?
- Wanneer is het voorbij?
Wanneer ben je in Londen?
Wanneer was dat?
- Wanneer gaat ge naar huis?
- Wanneer ga je naar huis?
Hoe laat lunch je meestal?
Wanneer heb je hem gekocht?
Wanneer starten we?
Wanneer ben je terug?
- Wanneer gebeurde dit?
- Wanneer is dit gebeurd?
Wanneer ging ze naar Mongolië?
- Wanneer was je in Australië?
- Wanneer was u in Australië?
- Wanneer waren jullie in Australië?
Wanneer ga je in het huwelijksbootje stappen?
Wanneer zijn ze naar huis gegaan?
- Wanneer ga je naar Europa?
- Wanneer gaat u naar Europa?
- Wanneer gaan jullie naar Europa?
Wanneer ben je naar Parijs gekomen?
- Wanneer kunt ge komen?
- Hoe laat kun je komen?
Om hoe laat sta je op?
Wanneer komt die aan?
Wanneer heb je voor het laatst gedoucht?
Wanneer bent u geboren?
Wanneer ben je opgestaan?
Hoe laat ben je van plan weg te gaan?
- Om hoe laat heb je Tom gebeld?
- Om hoe laat hebt u Tom gebeld?
- Om hoe laat hebben jullie Tom gebeld?