Translation of "Lande" in Dutch

Mein Vater wohnt auf dem Lande.

- Mijn vader leeft op de buiten.
- Mijn vader woont op het platteland.

In diesem Lande schneit es nie.

Het sneeuwt nooit in dit land.

In welchem Lande wurden Sie geboren?

In welk land bent u geboren?

Ich wuchs auf dem Lande auf.

Ik ben opgegroeid op het platteland.

Niemand will in meinem Lande arm sein.

In mijn land wil er niemand arm zijn.

Das läuft in jedem Lande gleich ab.

Het werkt hetzelfde in elk land.

Ich habe meinem Lande viele Opfer dargebracht.

Ik heb veel opgeofferd voor mijn land.

In diesem Lande gibt es keine Homosexuellen.

- Er zijn geen gay mensen in dit land.
- Er zijn geen homo's mensen in dit land.

In jenem Lande lebte einst ein weiser König.

Lang geleden leefde er een wijze koning in dat land.

Ein Besuch auf dem Lande wird dir guttun.

Een bezoek aan het platteland zal je goed doen.

Ich werde zwei Wochen auf dem Lande sein.

Ik zal twee weken op het platteland verblijven.

Auf dem Lande kommen die Busse meistens nicht rechtzeitig.

Bussen in het land komen gewoonlijk niet op tijd.

Meine Tante wohnt in einem einsamen Haus auf dem Lande.

Mijn tante woont in een eenzaam huis op de buiten.

- Ich wuchs auf dem Lande auf.
- Ich bin auf dem Land aufgewachsen.

- Ik groeide op in het land.
- Ik ben opgegroeid in het land.
- Ik ben opgegroeid op het platteland.

- In welchem Land wurdest du geboren?
- In welchem Lande wurdest du geboren?

In welk land ben je geboren?

- In welchem Land wurden Sie geboren?
- In welchem Land wurdest du geboren?
- In welchem Lande wurdest du geboren?
- In welchem Lande wurden Sie geboren?
- In welchem Land wurdet ihr geboren?

- In welk land ben je geboren?
- In welk land bent u geboren?
- In welk land zijn jullie geboren?

- Ich habe meinem Lande viele Opfer dargebracht.
- Ich habe viel für mein Land geopfert.

Ik heb veel opgeofferd voor mijn land.

Jedes Mal, wenn ich dieses Foto betrachte, erinnere ich mich an die glücklichen Tage auf dem Lande.

Steeds wanneer ik naar deze foto kijk, herinner ik me die gelukkige dagen op het platteland.

- Ich wuchs auf dem Lande auf.
- Ich wuchs auf dem Land auf.
- Ich bin auf dem Land aufgewachsen.

- Ik groeide op in het land.
- Ik ben opgegroeid op het platteland.

- Meine Eltern leben auf dem Land.
- Meine Eltern wohnen auf dem platten Land.
- Meine Eltern wohnen auf dem Lande.

Mijn ouders wonen op het platteland.

Wer nichts außer dem Lande kennt, der kennt das Land nicht, und wer nie einen Schritt hinausgesetzt hat aus der Stadt, der kennt die Stadt nicht.

Zij die niets anders kennen dan het platteland begrijpen het platteland niet, en zij die nooit een voet buiten de stad hebben gezet begrijpen de stad niet.