Translation of "Ihren" in Dutch

0.838 sec.

Examples of using "Ihren" in a sentence and their dutch translations:

Ihren ganzen Körper und Ihren Geist erfüllt.

je hele lichaam en geest vult.

- Kennst du ihren Vater?
- Kennen Sie ihren Vater?

Ken je haar vader?

Zu Ihren Diensten.

Tot uw dienst.

Ihren Namen, bitte.

Je naam, alsjeblieft.

- Er übersetzte ihren Satz.
- Er hat ihren Satz übersetzt.

Hij vertaalde haar zin.

- Hast du ihren Brief bekommen?
- Habt ihr ihren Brief bekommen?
- Haben Sie ihren Brief bekommen?

Heb je haar brief gekregen?

- Kinder müssen ihren Eltern gehorchen.
- Kinder sollen ihren Eltern gehorchen.
- Kinder sollten ihren Eltern gehorchen.

Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.

- Kinder müssen ihren Eltern gehorchen.
- Kinder sollen ihren Eltern gehorchen.

Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.

- Sie gestand ihren Fehler ein.
- Sie räumte ihren Fehler ein.

Ze gaf haar fouten toe.

Ich bewundere Ihren Mut.

Ik bewonder je moed.

Er ignorierte ihren Rat.

Hij negeerde haar advies.

Sie hasste ihren Mann.

Ze haatte haar echtgenoot.

Er schält ihren Apfel.

Hij schilt haar appel.

Danke für Ihren Rat.

Bedankt voor uw raad.

Sie haben ihren gebracht.

Ze hebben die van hen meegebracht.

Er übersetzte ihren Satz.

Hij vertaalde haar zin.

Sie half ihren Freunden.

Ze heeft haar vrienden geholpen.

Sie liebt ihren Freund.

Zij houdt van haar vriend.

Sie verloren ihren Besitz.

Zij verloren hun bezit.

Kennen Sie ihren Vater?

Ken je haar vader?

Ich mag Ihren Schmuck.

Ik hou van uw juwelen.

Sie haßte ihren Mathematiklehrer.

Zij haatte haar wiskundeleraar.

Ich kannte Ihren Bruder.

Ik kende uw broer.

- Darf ich Ihren Ausweis sehen?
- Kann ich einmal Ihren Reisepass sehen?

Mag ik uw paspoort even zien?

- Maria blickte in ihren magischen Spiegel.
- Maria blickte in ihren Zauberspiegel.

- Maria keek in haar magische spiegel.
- Maria keek in haar toverspiegel.

- Sie hat ihren eigenen Satz übersetzt.
- Sie übersetzte ihren eigenen Satz.

- Ze vertaalde haar eigen zin.
- Ze heeft haar eigen zin vertaald.

- Sie gehorchen nicht immer ihren Eltern.
- Ihren Eltern gehorchen sie nicht immer.
- Sie sind ihren Eltern nicht immer gehorsam.

Zij gehoorzamen hun ouders niet altijd.

- Ich habe Ihren Brief gestern erhalten.
- Ich habe Ihren Brief gestern bekommen.

Ik heb gisteren uw brief gekregen.

- Sie riss ihren Brief in Fetzen.
- Sie zerriss ihren Brief zu Schnipseln.

Zij scheurde zijn brief in vele stukjes.

- Sie gehorchen nicht immer ihren Eltern.
- Ihren Eltern gehorchen sie nicht immer.

Zij gehoorzamen hun ouders niet altijd.

Und fixiere damit ihren Kopf.

Daarmee pinnen we zijn kop vast.

...und fixieren damit ihren Kopf.

Daarmee pinnen we zijn kop vast.

Und fixieren damit ihren Kopf.

Daarmee pinnen we zijn kop vast.

...und fixiere damit ihren Kopf.

Daarmee pinnen we zijn kop vast.

ihren genetischen DNS-Code, zerfrisst.

de genetische code in je DNA.

Sie müssen ihren Teil beitragen.

Ze moeten meer gaan doen.

...indem er ihren Rufen folgt.

...door hun geroep te naderen.

Hörner wachsen aus ihren Köpfen.

Hoorns op hun kop krijgen.

Normalerweise vertrauen Kinder ihren Eltern.

Normaal gesproken vertrouwen kinderen hun ouders.

Schreiben Sie bitte Ihren Namen.

Schrijf uw naam alstublieft.

Ich bin für Ihren Vorschlag.

Ik stem in uw voorstel toe.

Kinder müssen ihren Eltern gehorchen.

Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.

Sie mochte ihren Mann nicht.

Ze had haar echtgenoot niet graag.

Sie nannte ihren Bären Ted.

Ze noemde haar beer Ted.

Sie gehorchten ihren Eltern nicht.

Ze gehoorzaamden hun ouders niet.

Zeigen Sie mir Ihren Personalausweis.

Toon me uw identiteitskaart.

Meine Frau mag ihren Garten.

Mijn vrouw houdt van haar tuin.

Sie wandte ihren Blick ab.

- Zij wendde de blik af.
- Zij wendde haar blik af.

Sie wohnt bei ihren Eltern.

- Hij woont bij zijn ouders.
- Hij woont samen met zijn ouders.

Süßen Sie Ihren Tee nicht.

Doe geen suiker in uw thee.

Ich vergesse oft ihren Namen.

Ik vergeet vaak haar naam.

Darf ich Ihren Bleistift benutzen?

Mag ik uw potlood gebruiken?

Maria hat ihren Regenschirm verloren.

- Maria heeft haar paraplu verloren.
- Maria is haar paraplu verloren.

Sie haben ihren Versuch aufgegeben.

Zij hebben hun poging opgegeven.

Kann ich Ihren Pass sehen?

Mag ik uw paspoort even zien?

Sie nannten ihren Sohn John.

Ze hebben hun zoon John genoemd.

Sagen Sie mir Ihren Namen?

Mag ik uw naam weten alstublieft?

Darf ich Ihren Führerschein sehen?

Mag ik uw rijbewijs zien a.u.b.?

Jede Abscheulichkeit findet ihren Bewunderer.

Op elk potje past een dekseltje.

Sie hat ihren Mann vergiftet.

- Zij heeft haar man vergiftigd.
- Ze heeft haar man vergiftigd.
- Ze vergiftigde haar man.

Ich kenne ihren Namen nicht.

Ik ken haar naam niet.

Die Krankheit nimmt ihren Lauf.

De ziekte neemt zijn loop.

Maria blickte in ihren Zauberspiegel.

Maria keek in haar toverspiegel.

Vielen Dank für Ihren Brief.

Bedankt voor je brief!

Ich schätze Ihren Rat sehr.

Ik waardeer uw raad ten zeerste.

Maria liebt ihren Mann nicht.

Maria houdt niet van haar man.

Kinder sollen ihren Eltern gehorchen.

Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.

Ich habe Ihren Vater gesehen.

Ik heb uw vader gezien.

Maria hat ihren Kaffee verschüttet.

Mary morste haar koffie.

Maria kaut an ihren Nägeln.

Maria bijt op haar nagels.

Sie übersetzte ihren eigenen Satz.

Ze vertaalde haar eigen zin.

Maria hatte ihren Traumprinzen gefunden.

- Maria heeft haar prins op het witte paard gevonden.
- Maria heeft haar droomprins gevonden.

Maria kam mit ihren Freundinnen.

Maria kwam met haar vrienden.

Ich habe ihren Nachnamen vergessen.

Ik ben haar achternaam vergeten.

Achten Sie auf ihren Fuß.

Let op voor uw voet.