Examples of using "Habt" in a sentence and their dutch translations:
Wees geduldig.
Heb vertrouwen!
Jullie hebben het verprutst.
Hebben jullie kinderen?
Heb je bier?
Hebben jullie kwartjes?
Hebben jullie dieren?
Amuseren jullie je?
- U hebt het opgegeven.
- Jullie hebben het opgegeven.
Je hebt pech.
Hebben jullie besloten?
Hebben jullie dorst?
Heb je appels?
Hebben jullie zussen?
Bedankt, broeders.
Hebben jullie dekens?
Je hebt alles.
Heb je flosdraad?
Hebben jullie rijst?
- Heeft u Facebook?
- Hebben jullie Facebook?
Hebben jullie al gegeten?
Hebben jullie dat gehoord?
Waar hebben jullie elkaar ontmoet?
Wat zijn jullie van plan?
Wat hebben jullie gisteren gedaan?
- Heb je hier familieleden?
- Heeft u hier familieleden?
- Hebben jullie hier familieleden?
Heb je een fooi gegeven?
Hebben jullie dat gezien?
- Wat zijn jullie van plan?
- Wat voeren jullie in je schild?
Jullie hebben twee broers.
Heb genade!
Hebben jullie geen dorst?
Hebt ge niet-alcoholische dranken?
Hebben jullie hen gezien?
Jullie hebben varkensvlees gehad.
Hebben jullie een boek?
Bezitten jullie een apotheek?
Wat hebben jullie gekocht?
Hebben jullie geen honger?
Hebben jullie een auto?
Hebben jullie al gegeten?
Jij hebt ’t gedaan!
Hebt ge een aansteker?
Wat hebben jullie meegebracht?
- Heb jij een snowboard?
- Heeft u een snowboard?
- Hebben jullie een snowboard?
Jullie hebben veel boeken.
Hebt u een hond?
Hebben jullie er iets tegen?
Heb je Toms adres?
Wat hebben jullie gevraagd?
Hebben jullie een website?
Wat hebben jullie gezegd?
Hebben jullie geen televisie?
Hebben jullie nog vragen?
Jullie hebben een vraag.
Hebben jullie een afspraak?
Wisten jullie dit?
Wat hebben jullie gemaakt?
Wat hebben jullie uiteindelijk afgesproken?
Wat heb je besloten?
- Wat zijn jullie van plan?
- Wat voeren jullie in je schild?
U hebt gelijk.
VERTELLER: Deelden essentiële informatie.
- Wees vooral geduldig.
- Wees voor alles geduldig.
Hoe hebben jullie me gevonden?
Jullie hebben een fout gemaakt.
- Hebben jullie dat echt gedaan?
- Hebben jullie dat werkelijk gedaan?
Wat gaan jullie vandaag doen?
Wanneer hebben jullie dat besloten?
Waarom zijn jullie uit elkaar gegaan?
Jullie zijn jullie paraplu's vergeten.
- Hoeveel pennen heb jij?
- Hoeveel pennen heb je?
Hebben jullie dit al gelezen?
Wat hebben jullie elkaar aangedaan?
Hebben jullie het nieuws gezien?
Hebben jullie je niet vergist?
Ge hebt goed werk geleverd.
Hebt u deze man gezien?
Jullie zijn bang voor hem.