1. Home
  2. Translation in context
  3. French-Dutch
  4. Souffrant

Translation of "Souffrant" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Souffrant" in a sentence and their dutch translations:

J'ai entendu qu'il était souffrant.

Ik heb gehoord dat hij ziek is.

- Il était peut-être malade.
- Peut-être était-il souffrant.

- Misschien was hij ziek.
- Hij was misschien ziek.

Le nombre de personnes souffrant de problèmes cardiaques a augmenté.

Het aantal personen met een hartziekte is toegenomen.

Le nombre de personnes souffrant de maladies cardiovasculaires est en hausse.

Het aantal personen met een hartziekte is toegenomen.

- Je ne me sens pas malade.
- Je ne me sens pas souffrant.

Ik voel me niet ziek.

- Je me sens souffrant ces deux derniers jours.
- Je me sens souffrante ces deux derniers jours.

Ik voel me de laatste dagen niet zo goed.