Translation of "Passer" in Dutch

Nous voulons passer

We willen een goede dag hebben,

Ça va passer.

Dat gaat voorbij.

Fais-le passer.

Laat hem door.

- J'aimerais passer Noël avec vous.
- J'aimerais passer Noël avec toi.

- Ik zou graag Kerstmis met je doorbrengen.
- Ik zou graag Kerstmis met u doorbrengen.
- Ik zou graag Kerstmis met jullie doorbrengen.

- Veux-tu passer en premier ?
- Veux-tu passer en première ?

Wil je eerst?

Je dois passer l'aspirateur.

Ik moet stofzuigen.

Il m’a laissé passer.

Hij heeft me doorgelaten.

- Je ne vous laisserai pas passer.
- Je ne te laisserai pas passer.

Ik laat je niet door.

- Laissez-moi passer, s'il vous plaît.
- Laissez-moi passer s'il vous plait.

- Gelieve mij door te laten.
- Alstublieft, laat me door.

- Tu veux passer par le souterrain ?
- Veux-tu passer par le souterrain ?

Wil je via de tunnel gaan?

- Avec qui comptez-vous passer Noël ?
- Avec qui comptes-tu passer Noël ?

- Met wie ben je van plan Kerstmis door te brengen?
- Met wie bent u van plan Kerstmis door te brengen?
- Met wie zijn jullie van plan Kerstmis door te brengen?

- Allez-vous passer Noël avec Tom ?
- Vas-tu passer Noël avec Tom ?

- Ga je Kerstmis doorbrengen met Tom?
- Gaat u Kerstmis doorbrengen met Tom?
- Gaan jullie Kerstmis doorbrengen met Tom?

On va passer par là.

Dit wordt onze route naar beneden.

Tu peux me passer ça ?

Kun je dat aan mij geven?

Excusez-moi, puis-je passer ?

Excuseer, mag ik door?

- Pouvez-vous me passer le sel, s’il vous plait ?
- Pouvez-vous me passer le sel, s'il vous plaît ?
- Pourriez-vous me passer le sel s'il vous plaît ?
- Peux-tu me passer le sel,  s'il te plait ?
- Pouvez-vous me passer le sel ?
- Peux-tu me passer le sel ?
- Pouvez-vous me passer le sel ?

- Kunt u mij het zout even aangeven?
- Geef me het zout alsjeblieft.
- Geef me even het zout door, alsjeblief.
- Geeft u me het zout door, alstublieft.
- Geef me het zout door, alstublieft.
- Kunt u me het zout aangeven, alstublieft?

- Tom, avec qui vas-tu passer Noël ?
- Tom, avec qui allez-vous passer Noël ?

- Tom, met wie ga je Kerstmis doorbrengen?
- Tom, met wie gaat u Kerstmis doorbrengen?

- Comptez-vous toujours passer Noël avec Tom ?
- Comptes-tu toujours passer Noël avec Tom ?

Ga je nog steeds Kerstmis doorbrengen met Tom?

Vous préféreriez passer une bonne journée

zou je dan liever een goede dag hebben

On peut pas passer par là.

Daar kom ik niet door.

Qui doivent passer au niveau supérieur.

Ze moeten meer gaan doen.

Commence à passer outre les faits.

de feiten terzijde.

Vöggr le ramasse, fait passer Hjorvard.

Vöggr pikt het op, haalt Hjorvard erdoorheen.

Laissez-moi passer, s'il vous plaît.

Gelieve mij door te laten.

Peux-tu me passer le marteau ?

Kun je me de hamer aanreiken?

Puis-je passer, je vous prie ?

Mag ik even langs?

Je vais passer à la télévision.

Ik ga op tv komen.

Tu veux passer par le souterrain ?

Wil je via de tunnel gaan?

Ne laisse pas passer la chance.

- Laat de kans niet aan je voorbij gaan!
- Mis deze kans niet.

Cliquez ici pour passer cette annonce.

Klik hier om de advertentie over te slaan.

Comment vais-je passer mon temps ?

Hoe ga ik mijn tijd besteden?

Allons, tout va bien se passer.

Komaan, alles komt goed.

- Tu ne vas pas passer Noël avec Tom ?
- Vous n'allez pas passer Noël avec Tom ?

- Ga je Kerstmis niet doorbrengen met Tom?
- Gaat u Kerstmis niet doorbrengen met Tom?
- Gaan jullie Kerstmis niet doorbrengen met Tom?

- Maintenant je dois passer un coup de fil.
- Maintenant je dois passer un coup de téléphone.

Nu moet ik even telefoneren.

- Le navire n'a pas pu passer en dessous.
- Le navire n'arrivait pas à passer en dessous.

Het schip kon er niet onderdoor.

passer une bonne journée tous les jours,

dat iedere dag een goede dag is,

Ça devrait aller pour passer la nuit.

Dit helpt je de nacht door komen.

Mais mon caleçon, je peux m'en passer.

Maar ondergoed... ...daar kan ik wel zonder.

Fait passer ce nombre à un million.

het miljard wordt een miljoen.

Tu peux passer la nuit avec nous.

Je kunt bij ons overnachten.

On attend voir que va se passer.

- We zullen zien wat er gaat gebeuren.
- Laten we zien wat er gebeurt.

Je dois passer un coup de téléphone.

Ik moet even telefoneren.

Tom veut passer du temps avec Marie.

Tom wil tijd doorbrengen met Maria.

Je commence à passer pour un connard...

Ik begin nu wel een beetje als een zak te klinken.

Tom voulait passer Noël avec sa famille.

Tom wilde Kerstmis met zijn familie doorbrengen.

- Ça va passer.
- Ça passera.
- Ça passe.

Het gaat voorbij.

Tom, avec qui vas-tu passer Noël ?

Tom, met wie ga je Kerstmis doorbrengen?

Vous n'allez pas passer Noël avec Tom ?

Gaan jullie Kerstmis niet doorbrengen met Tom?

- Pouvez-vous me passer le sel, s’il vous plait ?
- Pouvez-vous me passer le sel, s'il vous plaît ?
- Pourriez-vous me passer le sel s'il vous plaît ?

- Kunt u mij het zout even aangeven?
- Kunt u me het zout aangeven, alstublieft?
- Geef me het zout alstublieft.

- Pouvez-vous me passer le sel, s’il vous plait ?
- Pouvez-vous me passer le sel, s'il vous plaît ?
- Peux-tu me passer le sel,  s'il te plait ?

Geef me het zout alsjeblieft.

- Par-dessus mon cadavre !
- Il faudra passer par-dessus mon cadavre !
- Il faudra me passer sur le corps !

- Over m'n lijk!
- Over mijn lijk!

- Ne laisse pas filer cette chance.
- Ne laissez pas passer cette chance.
- Ne laisse pas passer cette opportunité.

Laat deze kans je niet voorbij gaan.

- Tu as besoin de passer du temps avec Tom.
- Vous avez besoin de passer du temps avec Tom.

- Je moet tijd doorbrengen met Tom.
- Jij moet tijd doorbrengen met Tom.

- Comment allez-vous passer Noël ?
- Comment vas-tu passer Noël ?
- Comment passerez-vous Noël ?
- Comment passeras-tu Noël ?

- Hoe ga je Kerstmis doorbrengen?
- Hoe gaat u Kerstmis doorbrengen?
- Hoe gaan jullie Kerstmis doorbrengen?

- Avez-vous déjà décidé où vous allez passer Noël ?
- As-tu déjà décidé où tu vas passer Noël ?

- Heb je al besloten waar je Kerstmis gaat doorbrengen?
- Hebt u al besloten waar u Kerstmis gaat doorbrengen?
- Hebben jullie al besloten waar jullie Kerstmis gaan doorbrengen?

« Oui, je veux passer une mauvaise journée lundi » ?

"Ja, ik wil maandag een slechte dag hebben"?

Mon anti-virus a laissé passer un virus.

Mijn antivirus heeft een virus doorgelaten.

Mademoiselle Klein fait passer un test chaque vendredi.

Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.

Je me suis écarté pour qu'il puisse passer.

Ik zette een stap opzij, om hem te laten doorgaan.

Je voulais passer plus de temps avec Tom.

Ik wilde meer tijd met Tom doorbrengen.

Tout le monde semble passer du bon temps.

Iedereen lijkt zich te vermaken.

Pouvez-vous me passer quelqu'un qui parle espagnol?

Kunt u mij doorverbinden met iemand die Spaans spreekt?

Tom redoutait de devoir passer Noël à l'hôpital.

Tom vreesde dat hij Kerstmis in het ziekenhuis moest doorbrengen.

Tu devrais passer par l'arrière, c'est plus simple.

Je kunt beter via de achterkant gaan, het is makkelijker.

- Que vient-il de se passer ?
- Que vient-il de se produire ?
- Qu'est-ce qui vient de se passer ?

Wat is er zojuist gebeurd?

- Excusez-moi. Puis-je passer ?
- Veuillez m'excuser. Puis-je passer par ici ?
- Veuillez m'excuser. Pourrais-je passer par ici ?

Excuseer, mag ik door?

- Veux-tu y aller en premier ?
- Veux-tu commencer ?
- Veux-tu passer en premier ?
- Veux-tu passer en première ?

Wil je eerst?

- Pouvez-vous passer à neuf heures ?
- Pouvez-vous passer à vingt-et-une heures ?
- Peux-tu venir à 9 heures ?

Kan je om negen uur komen?

- Peux-tu me passer le sel si tu es prêt ?
- Peux-tu me passer le sel quand tu as fini ?

Zou je me het zout kunnen geven wanneer je klaar bent?

Se passer de pailles est en fait vraiment simple.

Geen rietjes gebruiken, is eigenlijk heel makkelijk.

Nous voulons tous passer une bonne journée chaque jour.

We willen allemaal een goede dag hebben, iedere dag.

Le moment est venu de passer la deuxième vitesse

Het is nu het moment om in de tweede versnelling te gaan,

Et les petits en alerte, difficile de passer inaperçu.

...en de waakzaamheid van de pups... ...is het lastig om onopgemerkt te blijven.

Grâce à sa carapace protectrice, elle parvient à passer.

Hij redt het dankzij zijn beschermende buitenkant.

Et de la passer au-dessous pour le frictionner.

Leg het eronder en gebruik het als een wrijvingszaag.

Veuillez donc passer quand vous êtes dans le coin !

Kom ons eens bezoeken wanneer je in de buurt bent.

Il avait peur de devoir passer Noël à l'hôpital.

Hij was bang om Kerstmis in het ziekenhuis te moeten doorbrengen.

Mon père doit passer à la télé, ce soir.

Mijn vader komt vanavond op tv.