Examples of using "Hôtel" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon in dit hotel.
Ik logeer liever in een hotel.
Mijn oom runt een hotel.
Ik ben op zoek naar een goed hotel.
Dit hotel is beter dan dat andere.
Zitten we in hetzelfde hotel?
Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
Breng me alstublieft naar het Grand Hotel.
- Kunt u mij een hotel aanbevelen?
- Kan u mij een hotel aanraden?
Dit hotel is beter dan het andere.
Dit hotel heeft geen zwembad.
Ik heb liever een hotel bij de luchthaven.
Dat hotel ligt op een heuvel.
Het is het beste hotel in deze stad.
- We hebben liever een hotel in de buurt van het vliegveld.
- We hebben liefst een hotel in de buurt van het vliegveld.
- Vroeger was hier ergens een hotel.
- Hier ongeveer stond vroeger een hotel.
Hier wordt volgend jaar een nieuw hotel gebouwd.
We kozen een hotel dicht bij de musea.
Dit is het grootste hotel in deze stad.
We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
Ik vraag me af of zij in dit hotel verblijft.
Ik wil in een hotel vlak bij het vliegveld verblijven.
We overnachtten in een goedkoop hotel.
Het hotel werd ontworpen door een Japanse architect.
Kunt u me misschien zeggen of er een hotel hier in de buurt is?
We verbleven in een hotel bij het meer.
We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
Kunt u mij zeggen waar er een hotel is?
Ze kan niet in dit hotel zijn, aangezien ze is teruggekeerd naar Canada.
In dit hotel zijn er enkel kamers voor niet-rokers.
Bij mijn volgende bezoek aan San Francisco wil ik in dit hotel logeren.
- Ik had nooit gedacht dat ik zo'n leuk hotel zou vinden op een plek als deze.
- Ik had nooit gedacht dat ik zo'n leuk hotel gevonden zou hebben in zo'n locatie.
Een jaar of twaalf, vijftien geleden woonde in de stad, in een particulier huis aan de hoofdstraat, ambtenaar Gromov, een betrouwbaar en vermogend man.