Translation of "Fuit" in Dutch

Tom fuit.

Tom is op de vlucht.

Elle fuit.

Ze is op de vlucht.

Il fuit.

Hij is op de vlucht.

Le toit fuit.

Het dak is lek.

Ce seau fuit.

Deze emmer lekt.

Le robinet fuit.

De kraan druppelt.

Pourquoi fuit-il ?

- Waarom loopt hij weg?
- Waarom rent hij weg?
- Waarom vlucht hij?

Le tuyau d'eau fuit.

- Die waterpijp lekt.
- Die waterleiding lekt.

J'ai un robinet qui fuit.

Ik heb een lekkende kraan.

Après notre première attaque, l'ennemi fuit.

Na onze eerste aanval vluchtte de vijand.

- Le temps fuit.
- Le temps s'enfuit.

De tijd vliegt.

Chaque fois qu'il pleut, le toit fuit.

Iedere keer als het regent, lekt het dak.

- Le pneu fuit.
- Le pneu est perméable.

De band is lek.

- Le pneu fuit.
- De l'air s'échappe du pneu.

De band is lek.

Lorsque la pauvreté frappe à la porte de devant, l'amour fuit par celle de derrière.

Als de armoede aan de voordeur klopt, vlucht de liefde de achterdeur uit.