Examples of using "Temps" in a sentence and their dutch translations:
De tijd vliegt.
Ik heb tijd.
Neem de tijd.
Ze belt me nu en dan op.
Af en toe studeer ik Esperanto.
De tijd vliegt.
Stop de tijd!
- Hij schreef me van tijd tot tijd.
- Hij schreef me af en toe.
Verschrikkelijk weer.
- Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.
- Ja, dat gebeurt nu en dan.
Tom schrijft me nog nu en dan.
Wat betekent „van tijd tot tijd”?
Ik heb tijd.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Het weer verslechterde.
Hoe is het weer?
Dat zal duren.
Je arriveerde precies op tijd.
- Uw tijd is op.
- Je tijd is om.
Ik tennis af en toe.
Je tijd is om.
- De tijd loopt.
- We hebben geen tijd te verliezen.
Hij schrijft me af en toe.
Hoe is het weer?
Het weer was prachtig.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Dat zal duren.
Tom schrijft me nog nu en dan.
Hoe is het weer vandaag?
De tijd vliegt.
Wat een prachtig weer.
Het weer verslechterde.
Tijden veranderen.
Verschrikkelijk weer.
Wat een mooi weer!
Neem de tijd.
- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.
Het is tijd.
Ik heb tijd.
- Wat een afschuwelijk weer!
- Wat een vreselijk weer!
Geen tijd!
Betaal op tijd!
We hebben de laatste tijd slecht weer gehad.
Zij schrijft nu en dan naar haar zoon.
Het weer is plots omgeslagen.
Hij komt me nu en dan bezoeken.
Hij kwam op tijd aan.
Is je hobby tijdrovend?
Mijn oom komt me af en toe opzoeken.
We komen hem soms tegen in de club.
Af en toe ga ik naar de bibliotheek.
We zwemmen af en toe in het meer.
Hij beloofde dat hij me af en toe zou schrijven.
Hoe is het weer vandaag?
- Het sneeuwt.
- Het weer is sneeuwig.
Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.
Hoelang blijf je?
- Heeft u tijd?
- Heb je tijd?
Bijna iedereen kwam op tijd.
We hebben veel tijd.
- Wat is je hobby?
- Wat is uw hobby?