Examples of using "Bicyclette" in a sentence and their dutch translations:
Geef deze fiets wat olie.
Zijn fiets is blauw.
Mijn fiets is rood.
Mijn fiets is verdwenen.
De fiets onder de boom is van mij.
Ik heb geen fiets.
Hij gaat met de fiets naar school.
Hij is op de fiets gegaan.
Mijn fiets is gisteren hersteld.
Hij wast de fiets elke week.
Auto's vervingen de fietsen.
Geef deze fiets wat olie.
Is deze fiets van jou?
Ik heb het nieuwste model fiets.
- Dat is mijn fiets.
- Dit is mijn fiets.
Deze fiets moet gerepareerd worden.
Mijn fiets heeft een lekke band.
Deze namiddag zal ze de fiets reinigen.
Mijn zussen hebben elk een fiets.
Haar fiets is beter dan de mijne.
Hij komt te voet of met de fiets.
- Dit is mijn fiets.
- Deze fiets is van mij.
De politie heeft Toms fiets gevonden.
Tom wou zijn fiets in mijn garage laten.
Zijn fiets is rood.
Mijn fiets is rood.
Is dit jouw fiets?
Ken wil een fiets.
Kunt ge mij uw fiets lenen voor een uur?
Hij heeft geen fiets.
Ik heb geen fiets.
Ik heb mijn fiets laten repareren.
Ik ben met de fiets gekomen.
- Dit is mijn fiets.
- Deze fiets is van mij.
Vier jaar geleden heb ik deze fiets gekocht.
Dit is mijn fiets.
Deze fiets is van mij.
Mijn fiets is gisteren hersteld.
Men heeft mijn fiets gestolen in het museum.
Ik ga met de fiets naar het werk.
- Je beschuldigde haar van het stelen van de fiets.
- Jullie beschuldigden haar van het stelen van de fiets.
Haar fiets is beter dan de mijne.
Auto's vervingen de fietsen.
Het leven is als fietsen. Om in balans te blijven moet je in beweging blijven.
Mijn fiets heeft een lekke band.
Is dit jouw fiets?
Ik zal je die fiets geven als verjaardagsgeschenk.
Ik ga liever lopen dan met de fiets.
Hij is op de fiets gegaan.
- Mijn fiets is veel nieuwer dan die van u.
- Mijn fiets is een pak nieuwer dan de jouwe.
- Mijn fiets is veel nieuwer dan die van jou.
Ik ga met de fiets naar het werk.
Hij moet een nieuwe fiets voor zijn zoon kopen.
- Ik zal je een fiets voor je verjaardag geven.
- Voor je verjaardag zal ik je een fiets geven.
- Is dit jouw fiets?
- Is dit uw fiets?
- Is dit jouw fiets?
- Is dit uw fiets?