Translation of "Allé" in Dutch

- J'y suis également allé.
- J'y suis allé, également.
- J'y suis allé aussi.

Ik ging ook.

J'y suis allé.

- Ik ben erheen gegaan.
- Ik ben er geweest.
- Ik ging erheen.

- Je suis allé là hier.
- J'y suis allé hier.

- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.

Je suis allé pêcher.

- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.

J'y suis souvent allé.

Ik ben daar dikwijls geweest.

Il est allé skier.

Hij ging skiën.

Je suis allé partout.

Ik ben overal geweest.

Tom s'en est allé?

- Ging Tom?
- Is Tom weg?

J'y suis également allé.

Ik ging ook.

Sami est allé skier.

Sami ging skiën.

- Où allais-tu ?
- Où es-tu allé ?
- Où êtes-vous allé ?

- Waar ging je heen?
- Waar ging je naartoe?

- Êtes-vous déjà allé à Hawaï ?
- Es-tu déjà allé à Hawaï ?

- Zijt ge al eens op Hawaï geweest?
- Hebt ge Hawaï al eens bezocht?

- Êtes-vous allé voir un médecin ?
- Es-tu allé voir un toubib ?

- Zijt ge naar de dokter geweest?
- Ben je naar een dokter geweest?

- Sais-tu où il est allé ?
- Savez-vous où il est allé ?

Weet jij waar hij naartoe is gegaan?

- Es-tu déjà allé en Amérique ?
- Êtes-vous déjà allé en Amérique ?

Zijt ge al eens in Amerika geweest?

Je suis allé au zoo.

Ik ging naar de dierentuin.

Il est allé se promener.

Hij ging wandelen.

Tom est allé à l'ouest.

- Tom ging naar het westen.
- Tom is naar het westen gegaan.

Il y est rarement allé.

Hij ging daar zelden heen.

Je suis allé à Nagasaki.

Ik ben naar Nagasaki gegaan.

Il est allé au magasin.

- Hij ging naar de winkel.
- Zij ging naar de winkel.

Il est allé à l'étranger.

Hij ging naar het buitenland.

Je regrette d'y être allé.

- Ik heb spijt dat ik daarheen gegaan ben.
- Het spijt mij dat ik ernaartoe geweest ben.

Tu es allé où, hier ?

Waar ben je gisteren geweest?

Il est allé en Suisse.

Hij is naar Zwitserland gegaan.

Je suis allé au Canada.

Ik was in Canada.

Tom est allé skier seul.

Tom ging alleen skiën.

Tom est allé chez Mary.

Tom ging naar Maria's huis.

Où Tom est-il allé ?

Waar ging Tom naartoe?

Hassan est allé à l'école.

Hassan ging naar school.

On est allé à Londres.

Wij zijn naar London gegaan.

Tout est allé de travers.

Alles ging fout.

Je suis allé en Iran.

Ik ging naar Iran.

Je suis allé au supermarché.

Ik ben naar de supermarkt geweest.

Je suis allé à Harvard.

- Ik ging naar Harvard.
- Ik ben naar Harvard geweest.

Je suis allé là hier.

Ik ging daar gisteren heen.

- Je suis allé là hier.
- J'y suis allé hier.
- Je m'y suis rendu hier.

- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.

- Désolé, quelque chose est allé de travers.
- Désolée, quelque chose est allé de travers.

Sorry, er ging iets mis.

Il est allé prendre un verre,

hij ging een drankje halen,

Es-tu déjà allé en Amérique ?

- Zijt ge al eens in Amerika geweest?
- Was je ooit al in Amerika?

Êtes-vous allé voir un médecin ?

Zijt ge naar de dokter geweest?

Es-tu déjà allé à Venise ?

Ben je al eens in Venetië geweest?

Monsieur White est allé au Canada.

Meneer White ging naar Canada.

Es-tu déjà allé au Mexique ?

Ben je ooit in Mexico geweest?

Je suis allé à la banque.

Ik ben naar de bank geweest.

Il y est allé en bicyclette.

Hij is op de fiets gegaan.

Il n'est jamais allé à l'étranger.

Hij is nog nooit in het buitenland geweest.

Êtes-vous déjà allé en France ?

Zijn jullie ooit al in Frankrijk geweest?

Je suis déjà allé à Londres.

Ik ben in Londen geweest.

Dans quelle direction est-il allé ?

Welke richting is hij uitgegaan?

Il est allé à Tokyo hier.

Hij is gister naar Tokio gegaan.

Sais-tu où il est allé ?

Weet jij waar hij naartoe is gegaan?

Je suis allé à la boulangerie.

Ik ben naar de bakker geweest.

Je suis allé pêcher lundi dernier.

Ik ben vorige maandag gaan vissen.

Mon père est allé en Chine.

- Mijn vader ging naar China.
- Mijn vader is naar China gegaan.

Es-tu déjà allé à Paris ?

- Ben je al eens in Parijs geweest?
- Ben je ooit in Parijs geweest?
- Ben je ooit naar Parijs geweest?

Quand es-tu allé à Londres ?

Wanneer ben je naar Londen gegaan?

Tom n'est jamais allé au cirque.

Tom is nog nooit naar het circus gegaan.

Savez-vous où Tom est allé ?

Weet jij waar Tom naartoe is gegaan?

Je suis allé tôt au lit.

Ik ben vroeg naar bed gegaan.

Je suis allé me faire vacciner.

Ik ben me wezen laten inenten.

Es-tu allé à l'école hier ?

Ben je gisteren naar school gegaan?

Vous n'êtes jamais allé à Paris ?

Bent u nooit naar Parijs geweest?