Examples of using "L'école" in a sentence and their dutch translations:
School verveelt me.
Ga naar school.
- De school is voorbij.
- De school zit erop.
- Hij hield niet van school.
- Hij haatte de school.
Op school.
Hij hield niet van school.
Ze spijbelen altijd.
De school is saai.
- Hij hield niet van school.
- Hij haatte de school.
Ik was op school.
Ik haat school.
Hoe was de les?
Ga naar school.
Ik ga naar school.
Ik ging lopend naar school.
Je gaat morgen naar school.
Het is tijd om naar school te gaan.
- Tot morgen in de school.
- Tot morgen op school.
School begint overmorgen.
De school begint in de lente.
School begint in april.
De school start de volgende maandag.
Laten we er na school over praten.
Ik vind school niet leuk.
Hij hield niet van school.
Ik ga naar school.
Ze spijbelen altijd.
Tom spijbelt veel.
Hij gaat te voet naar school.
Dit is Toms school.
De school heropent in september.
Mijn kinderen vinden de school leuk.
Ik ging lopend naar school.
Hij hield niet van school.
Ik was gisteren niet aanwezig op school.
De jongen ging naar school.
Ik moet me aankleden voor school.
Ik vond het veel leuker op de basisschool.
Ik ga elke dag naar school.
- Ik ga lopend naar school.
- Ik ga te voet naar school.
Mijn oom woont in de buurt van de school.
Wat heb je vandaag op school gedaan?
- Ik ga lopend naar school.
- Ik ga te voet naar school.
- Tom heeft gespijbeld.
- Tom spijbelde.
Mijn oom woont in de buurt van de school.
in de gangen op school,
De school begint op tien april.
De school begint om negen uur.
De school begint op acht april.
- Bob is geliefd op school.
- Bob is populair op school.
De school ziet eruit als een gevangenis.
Laten we na schooltijd tennis spelen.
Hij woont in de buurt van de school.
Jane is vandaag afwezig op school.
Zij wonen dicht bij de school.
Ik moet naar school.
- Ik was te laat op school.
- Ik kwam te laat op school.
De kinderen komen van school.
Wij leren Engels op school.
Ik heb het op school geleerd.
Wij moeten naar school gaan.
We wonen in de buurt van de school.
Hassan ging naar school.
Ik haat school niet.