Examples of using "Rouge" in a sentence and their dutch translations:
Jouw gezicht is rood hoor.
Je wordt rood.
Javier werd rood.
Rood alarm!
Rood is beter.
Ze wordt rood.
Knip de rode draad door.
Ik werd rood.
Zijn fiets is rood.
Mijn fiets is rood.
Ze wordt rood.
Tom ziet rood.
Javier wordt rood.
Javier werd rood.
Het is rood.
Tom wordt rood.
Zij werd rood.
Is het rood?
Is het rood?
Jouw hoofd is rood.
Sami werd rood.
Ze was in het rood gekleed.
Ze was in het rood gekleed.
De bloem is rood.
en een rode neus.
of roodharige.
Kijk naar dat rode gebouw.
Deze appel is rood.
De hond is rood.
Ik heb een rode fiets.
De appel is rood.
Dit potlood is rood.
De kers is rood.
Mijn auto is rood.
De zon is rood.
De lucht was rood.
Ze draagt rood.
Ik heb een rode auto.
- Ik houd van rood vlees.
- Ik hou van rood vlees.
Het boek is rood.
Het huis is rood.
De wijn was rood.
Liever dood dan rood.
Ik geef de voorkeur aan rood.
Ik hou van rode wijn.
De telefoon is rood.
Bloed is rood.
Dit is rode wijn.
Je bloed is rood.
De mier was rood.
Zijn boek is rood.
Mijn potlood is rood.
Mijn fiets is rood.
Sami werd rood.
Deze bloem is rood.
De bloem is rood.
Zijn fiets is rood.
Rode wijn, alsjeblieft.
Kijk naar het huis met het rode dak.
Ik draag nooit rood.