Examples of using "Or " in a sentence and their dutch translations:
of Denen of Vikingen.
of aan mijn baas of mijn kinderen.
- Kop of let?
- Kop of munt?
- Kruis of munt?
- Het is alles of niets.
- Alles of niets.
...of nooit.
Of oversteken?
of TESLA.
Of Eminem.
die gaan waar ze willen of die het voor de wind gaat.
Nu of nooit!
- Het is alles of niets.
- Alles of niets.
Rokers of niet-rokers?
Ik zie geen ras, religie of seksualiteit.
Maar of het nu recreatief is of therapeutisch of allebei,
...of auto's van een of twee miljoen dollar maakt.
Roker of niet-roker?
of die daadwerkelijk radicaal waren.
Of zo?
of eigenlijk overal,
of andere handicaps helpt en begeleidt
Vechten of drijven?
positief of negatief,
Rechts of links?
Helikopter of vliegtuig?
of roodharige.
Vlees of vis?
Groot of klein?
Raamplaats of gangplaats?
Ja of neen?
Kruis of munt?
Geef je over of sterf!
De overwinning of de dood!
Jij of ik?
Socialisme of barbarij.
Samen of apart?
Het is alles of niets.
Waar of niet waar?
Koffie of thee?
Fles of glas?
Nu of nooit.
- Kop of let?
- Kop of munt?
- Kruis of munt?
Vecht of ga vluchten.
Wortel of banaan?
Tegen wil en dank.
Omhoog of omlaag?
zelfs als het niet mooi is, goed uitkomt of prettig is.
en wikkelden het in touw, schapenhuid of papier
Het is alles of niets.
Is God me aan het straffen of belonen, of is dit het lot?
Meenemen of hier opeten?
Waar we ook zijn, thuis of op school of op werk of in de politieke arena,
of als er zich meer of minder materie in bevond?
Meestal is ze aan het vooruitschieten of kruipen of zwemmen.
Het is te nemen of te laten.
Ze kan niet lezen of schrijven.
- Ben je doof of zo?
- Ben jij doof of zo?
Studeer of werk je?