Examples of using "Now" in a sentence and their dutch translations:
Ga nu weg!
- Luister!
- Oké, luister!
Ga nu!
Ga nu weg!
Nu.
Ga nu weg.
Het is nu voorbij.
Het is nu voorbij.
Nu is alles in orde.
Nu begrijp ik het.
We vertrekken nu.
Nu is alles in orde.
Nu weet ik het weer.
Ik herinner het me nu.
Het is nu voorbij.
En wat nu?
Nu is alles in orde.
Nu ben ik vrij.
Ik ben nu 30.
Laten we nu gaan.
- Ik ben momenteel bezig.
- Ik ben nu bezig.
Ik ben nu bezig.
Ik ben nu dertig.
Tot nu. MAANVERLICHTE VLAKTEN
Het is nu...
Als...
Luister,
- Verontschuldig je nu.
- Verontschuldig u nu.
- Bied nu uw excuses aan.
- Bied nu je excuses aan.
- Bied nu jullie excuses aan.
Stem nu!
- Niet nu!
- Nu niet!
Nu, stop!
Begin nu.
Waarom nu?
- En nu?
- Wat nu?
- Nu verveel ik me.
- 't Is saai.
Ga nu.
Kom nu!
- Ga nu.
- Ga nu weg.
Wat nu?
Bel nu.
Wat nu?
Ga nu!
- Luister!
- Luister.
- Oké, luister!
Speel nu.
Solliciteer nu!
Stop nu!
Luister nu eens.
Nu of nooit!
- Nu sneeuwt het.
- Het sneeuwt nu.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
Ik ben nu bezig.
Waar is Tom nu?
Nu begrijp ik het.
Ik heb nu tijd.
Ik ben nu bezig.
Ik ben nu vrij.
Wat is er nu mis?
Bel haar nu niet op.
Ik ben nu 30.
Mag ik nu gaan?
Nu is het mijn beurt.
Waar is het nu?
Nu weet ik waarom.
Waar is Tom nu?