Translation of "Boss" in Dutch

0.018 sec.

Examples of using "Boss" in a sentence and their dutch translations:

- He is my boss.
- This is my boss.

Hij is mijn baas.

All's clear, Boss!

- Oké, chef!
- Oké, baas!
- Alles in orde, baas!

I'm your boss.

- Ik ben uw baas.
- Ik ben jullie baas.

Where's the boss?

Waar is de baas?

Show him who's boss!

Laat hem zien wie de baas is!

He is my boss.

Hij is mijn baas.

My boss is married.

Mijn baas is getrouwd.

Tom is my boss.

Tom is mijn baas.

Tom isn't my boss.

Tom is mijn baas niet.

Sami called his boss.

Sami belde zijn baas.

Tom is Mary's boss.

Tom is Maria's baas.

Now she's completely the boss.

Nu is ze de baas.

I showed him who's boss.

Ik liet hem zien wie de baas is.

Who is the boss here?

Wie is hier de baas?

Our boss approved our plan.

De baas heeft ons plan goedgekeurd.

My boss is from Israel.

Mijn chef is afkomstig uit Israël.

I slept with my boss.

Ik heb met mijn baas geslapen.

My boss is an asshole.

- Mijn baas is een gemenerik.
- Mijn baas is een rotzak.
- Mijn baas is een klootzak.
- Mijn baas is een kloothommel.

My boss just fired me.

Mijn baas heeft me juist ontslagen.

I'm afraid of my boss.

Ik ben bang voor mijn baas.

Sami talked to his boss.

- Sami praatte met zijn baas.
- Sami sprak met zijn baas.

The boss canceled the meeting.

De baas heeft de vergadering geannuleerd.

I was my own boss.

Ik was mijn eigen baas.

- Who is the boss of this company?
- Who's the boss of this company?

Wie is de baas van dit bedrijf?

Or my boss or my kids.

of aan mijn baas of mijn kinderen.

My boss invited me to dinner.

Mijn baas nodigde me uit voor een etentje.

My boss was forced to resign.

- Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
- Mijn baas werd gedwongen ontslag te nemen.

The boss doesn't know it yet.

De baas weet het nog niet.

I'm still the boss around here.

Ik ben nog steeds de baas hier.

Stephen travels more than his boss.

Stephen reist meer dan zijn baas.

Our boss doesn't tolerate being contradicted.

Onze baas verdraagt geen tegenspraak.

I want to call my boss.

Ik wil mijn baas bellen.

The boss promised mountains of gold.

De baas beloofde bergen van goud.

- Tom is the leader.
- Tom is the boss.
- Tom's the boss.
- Tom is the chief.

Tom is de leider.

Put me through to the boss, please.

Verbind mij met de baas alstublieft.

He pretended not to hear his boss.

Hij deed alsof hij zijn baas niet hoorde.

Mary requested a raise from her boss.

Maria vroeg haar baas om opslag.

I want to talk to your boss.

- Ik wil met je baas praten.
- Ik wil met uw baas praten.
- Ik wil met jullie baas praten.

Do you get along with your boss?

- Heb je een goede verstandhouding met je baas?
- Kun je goed opschieten met je baas?

You don't need to flatter your boss.

Je hoeft je baas niet te vleien.

Could you help me beat this boss?

- Zou je me kunnen helpen deze baas te verslaan?
- Zouden jullie me kunnen helpen deze baas te verslaan?

He is the boss of our department.

Hij leidt onze afdeling.

Lisa, this is Mr Murata. He's my boss.

- Lisa, dit is dhr. Murata. Hij is mijn baas.
- Lisa, dit is meneer Murata. Hij is mijn baas.

You talk as if you were the boss.

Je praat alsof je de baas bent.

Frankly speaking, I think he's a good boss.

Eerlijk gezegd denk ik dat hij een goede baas is.

The boss is thinking of firing an employee.

De baas denkt eraan, een werknemer te ontslaan.

I won't let you boss me around anymore.

Ik zal u mij niet langer orders laten geven.

Do you get your boss a Christmas gift?

- Geef je je baas een kerstcadeau?
- Geeft u uw baas een kerstcadeau?
- Geven jullie je baas een kerstcadeau?

Don't underestimate your abilities. That's your boss' job.

Je moet je vermogen niet onderschatten. Dat doet je baas wel.

Do you give your boss a Christmas gift?

- Geef je je baas een kerstcadeau?
- Geeft u uw baas een kerstcadeau?
- Geef jullie je baas een kerstcadeau?
- Geef je je baas een kerstcadeautje?
- Geeft u uw baas een kerstcadeautje?
- Geef jullie je baas een kerstcadeautje?

Tom's meeting with his boss was very tense.

Toms vergadering met zijn baas was erg gespannen.

- I have a boss who is much younger than me.
- I have a boss who's much younger than me.

Ik heb een baas die veel jonger is dan ik.

My boss told me it's hard to approach me.

Mijn baas zei me dat ik moeilijk te benaderen ben.

My boss would not let me leave work early.

Mijn baas laat me niet eerder van werk weggaan.

- You're the doctor.
- You're the boss!
- You're the doctor!

Jij bent de dokter.

I'm not going to let you boss me around.

Ik ga me niet door jou laten vertellen wat ik moet doen.

He pretends to be enthusiastic when his boss is around.

Hij doet alsof hij enthousiast is wanneer zijn baas in de buurt is.

It's rude to make fun of your boss in public.

Het is onbeleefd om in het openbaar je baas voor gek te zetten.

He was scared of asking his boss for a break.

- Ze had schrik om rusttijd te vragen aan haar baas.
- Ze was bang haar chef om een pauze te vragen.

Tom asked his boss if he could go home early.

Tom vroeg zijn baas of hij eerder naar huis mocht.

- Whatever you say.
- Suit yourself.
- You're the boss.
- As you wish.

- Zoals je wilt.
- Wat je wil.

At the age of 22, I fell in love with my boss.

Toen ik 22 was, werd ik verliefd op mijn baas.

I'm sorry, my boss is sleeping right now. Please come back tomorrow.

Spijtig, mijn baas slaapt nu. Kom morgen terug alstublieft.