Examples of using "All" in a sentence and their dutch translations:
Dat is alles.
Eén voor allen, allen voor één.
Wat is dit allemaal?
We zijn allemaal vrienden.
Is dat alles?
Hij is helemaal voor jou.
Eén voor allen, allen voor één.
Helemaal niet.
Allen voor één, één voor allen!
Alles kan de pot op!
- Het is alles of niets.
- Alles of niets.
Oké.
Alles is één.
Allemaal aan boord!
Alles inbegrepen.
Alles bij elkaar!
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
Iedereen opstaan!
Feest de hele nacht en slaap de hele dag.
Ik ben een en al oor.
- Het is alles of niets.
- Alles of niets.
Dat is helemaal verkeerd.
Wat is dit allemaal?
Ik ben helemaal alleen.
We zijn allemaal gelukkig.
- We zijn allemaal blij.
- We zijn allemaal gelukkig.
Zijn jullie allemaal dakloos?
Alle mensen zijn sterfelijk, alle Grieken zijn mensen, dus alle Grieken zijn sterfelijk.
Dat is alles wat ik weet.
Plots gingen alle lichten uit.
Hij ontvolgde daarom alle merken en beroemdheden.
van allerlei mensen van alle leeftijden.
Alle mensen zijn gelijk.
De dood is een zekerheid voor iedereen, we zullen allemaal sterven.
- Het is allemaal jouw schuld.
- Het is allemaal uw schuld.
- Het is allemaal jullie schuld.
We waren allemaal geschokt.
Ik heb de hele nacht doorgewerkt.
Dat is alles wat ik weet.
Het is allemaal hetzelfde!
De tijd heelt alle wonden.
Oorlog gaat ons allen aan.
Dat is alles.
Het is allemaal mijn schuld.
Nee, helemaal niet.
"Alle mannen moeten sterven." "Alle mannen moeten dienen."
Dood alle zombies.
Jullie zijn laat.
Ik heb geen greintje angst.
- Tom huilde de hele nacht.
- Tom heeft de hele nacht gehuild.
en dan alles,
wij allemaal,
Maar niet allemaal.
Ten eerste
- Alles is uitverkocht!
- Alles is verkocht.
Is dat alles?
- Iedereen was stil.
- Ze waren allemaal stil.
- Zij waren allemaal stil.
- Ze waren allen stil.
- Zij waren allen stil.
Iedereen is gelukkig.
In elk geval.
Alles was rustig.
- Iedereen was aanwezig.
- Allen waren aanwezig.
- Dit is allemaal van jou.
- Het is allemaal voor u.
Ge zijt allemaal lafaards.
Gefeliciteerd, allemaal!
Iedereen is er.
- Het is allemaal afgelopen.
- Alles is voorbij.
Ze zijn allemaal verdronken.
Geduld overwint alles.
Zij is helemaal voor jou.
Alle rechten voorbehouden.
- Ze zijn allemaal speciaal.
- Ze zijn allemaal bijzonder.
We liegen allemaal.
Alles is illusie.
Alle gekheid op een stokje.
- Dank je, dat is alles.
- Bedankt, dat was het.
Het is alles of niets.
Hij is helemaal voor jou.