Translation of "Zuster" in Polish

Is zij uw zuster?

Czy to twoja siostra?

Waar is jullie zuster?

Gdzie jest twoja siostra?

Mijn zuster is beroemd.

Moja siostra jest sławna.

Toms moeder en zuster hadden borstkanker.

Matka i siostra Toma mają raka piersi.

Ik heb nog een andere zuster.

Mam jeszcze inną siostrę.

Laat mij u mijn zuster voorstellen.

Pozwólcie, że przedstawię wam moją siostrę.

In welke klas zit uw zuster?

W której klasie jest twoja siostra?

Ze kocht een woordenboek voor haar zuster.

Kupiła siostrze słownik.

- Zij is mijn zuster.
- Zij is mijn zus.

Ona jest moją siostrą.

- Mijn zus is beroemd.
- Mijn zuster is beroemd.

Moja siostra jest sławna.

Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.

Poszedłem do zoo z siostrą.

- De zuster van George heeft me een paar sandwiches gemaakt.
- George's zuster heeft een paar sandwiches voor me gemaakt.

Siostra Jerzego zrobiła mi kanapki.

- Mijn zuster heeft een piano.
- Mijn zus heeft een piano.

Moja siostra ma fortepian.

- Mijn zuster is drie jaar oud.
- Mijn zus is drie jaar oud.

Moja siostra ma trzy lata.

- Zij is mijn zuster.
- Zij is mijn zus.
- Ze is mijn zus.

Ona jest moją siostrą.

- Mijn zuster was een heel mooie vrouw.
- Mijn zus was een erg knappe vrouw.

Moja siostra była piękną kobietą.