Translation of "Zijt" in Polish

0.005 sec.

Examples of using "Zijt" in a sentence and their polish translations:

Zijt ge zeker dat ge niets vergeten zijt?

Jesteś pewien, że niczego nie zapomniałeś?

Zijt ge alleen?

Jesteś sam?

Zijt ge allemaal klaar?

Czy wszyscy są gotowi?

Zijt ge bezet morgennamiddag?

- Czy jesteś zajęta jutro po południu?
- Czy jest Pan zajęty jutro po południu?

Gedenk dat gij stof zijt.

Zapamiętaj, że jesteś kurzem.

Waarom zijt ge zo treurig?

Dlaczego jesteś taki smutny?

- Zijt ge niet beschaamd, zo te spreken?
- Zijt ge niet beschaamd zo te spreken?

Jak ci nie wstyd tak mówić?

Ge zijt te vriendelijk voor mij.

Jest pan dla mnie zbyt uprzejmy.

Zijt ge alleen naar hier gekomen?

Czy przyszłaś tutaj sama?

Wanneer zijt ge naar Berlijn verhuisd?

Kiedy przeprowadziłeś się do Berlina?

Waarom zijt ge naar hier gekomen?

Co tu przyszedłeś?

- Zijt ge dokter?
- Ben je arts?

Czy jesteś lekarzem?

- Waar ben je?
- Waar zijt ge?

Gdzie jesteś?

- Zijt ge alleen?
- Ben je alleen?

Jesteś sam?

Zijt ge gestopt aan het rood licht?

Zatrzymałeś się na czerwonym?

- Zijt ge dokter?
- Bent u een dokter?

Jest pan lekarzem?

- Zijt gij Tom niet?
- Ben jij Tom niet?

Czy ty nie jesteś Tom?

- Wanneer zijt ge aangekomen?
- Wanneer ben je aangekomen?

- Kiedy przyjechałeś?
- Kiedy przyszedłeś?
- Kiedy przyszłaś?
- Kiedy przyszliście?

- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.

Jesteś osobą.

- Ge zijt mijn vriend.
- Je bent mijn vriend.

- Jesteś moim przyjacielem.
- Jesteś moją przyjaciółką.

- Zijt ge niet gelukkig?
- Bent u niet gelukkig?

Czy nie jesteś szczęśliwa?

- Ge zijt heel mooi.
- Je bent heel mooi.

Jesteś bardzo piękna.

- Waarom zijt ge weggelopen?
- Waarom ben je weggelopen?

Dlaczego uciekłeś?

- Waarom zijt ge zo gelukkig?
- Waarom ben je zo blij?

Czemu jesteś taki szczęśliwy ?

- Waarom zijt ge zo treurig?
- Waarom ben je zo verdrietig?

Dlaczego jesteś taki smutny?

- Zijt ge bezet morgennamiddag?
- Heb je morgen middag iets te doen?

- Czy jesteś zajęta jutro po południu?
- Czy jest Pan zajęty jutro po południu?

- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.

- Jesteś piękna.
- Jesteś piękny.

- Wie bent u?
- Wie zijt gij?
- Wie zijn jullie?
- Wie ben jij?

- Kim jesteś?
- Kto ty?
- Kto ty jesteś?

- Zijt ge student?
- Bent u student?
- Bent u studente?
- Ben je student?

Jesteś studentem?

- Je bent de grote liefde van mijn leven.
- Gij zijt de liefde van mijn leven.

Jesteś wielką miłością mego życia.

- Het probleem is dat ge te jong zijt.
- Het probleem is dat je te jong bent.

Problem w tym, że jesteś za młody.

- Zijt gij bereid te sterven voor uw idealen?
- Ben je bereid voor je idealen te sterven?

Czy jesteś gotów umrzeć za swoje ideały?

- Ik denk dat ge mijn beste vriend zijt.
- Ik geloof dat jij mijn beste vriend bent.

Uważam cię za najlepszego przyjaciela.

- Weet je het zeker?
- Zijt ge zeker?
- Weet u dat zeker?
- Weten jullie het zeker?
- Ben je zeker?

- Jesteś pewien?
- Jesteś pewna?

- Ik weet dat je rijk bent.
- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.

Wiem, że jesteś bogaty.

- Ik weet dat je rijk bent.
- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.
- Ik weet dat jullie rijk zijn.

Wiem, że jesteś bogaty.