Translation of "Mij" in French

0.018 sec.

Examples of using "Mij" in a sentence and their french translations:

Wie mij liefheeft volge mij.

Qui m'aime me suive !

- Jij hielp mij.
- U hielp mij.
- Jullie hielpen mij.
- Jij hebt mij geholpen.
- U heeft mij geholpen.
- Jullie hebben mij geholpen.

Vous m'aidiez.

- Vergeet mij niet!
- Vergeet mij niet.

Ne m'oublie pas !

- Wacht op mij.
- Wacht op mij!

- Attends-moi !
- Attends-moi.

- Hij ontwijkt mij.
- Hij mijdt mij.

Il m'évite.

Volg mij!

- Suis-moi !
- Suivez-moi !

Zonder mij.

- Je ne marche plus.
- Sans moi.

Mij best.

Moi, ça me va.

Voor mij.

Preum's.

Spaar mij!

Épargnez-moi !

Knuffel mij.

Serre-moi dans tes bras.

Volg mij.

- Suis-moi.
- Suivez-moi.

Excuseer mij!

Excusez-moi!

Kom speel met mij, ik verveel mij!

Allez, joue avec moi, j'm'ennuie trop !

- Judy bekeek mij.
- Judy keek naar mij.

Judy m'a regardé.

- Breng het mij.
- Breng het naar mij.

Apportez-le-moi.

- Ze hielpen mij.
- Ze hebben mij geholpen.

- Ils m'aidaient.
- Elles m'aidaient.

- Hij hielp mij.
- Hij heeft mij geholpen.

Il m'aidait.

- Zij hielp mij.
- Zij heeft mij geholpen.

Elle m'aidait.

- Hoor je mij?
- Hoort u mij?
- Hoor je me?
- Horen jullie mij?

- Tu m'entends ?
- M'entends-tu ?
- M'entendez-vous ?

- Vindt u mij aardig?
- Vindt hij mij aardig?
- Vindt zij mij aardig?

M'aime-t-il ?

- Mij is het gelijk.
- Mij om het even.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat kan mij niets schelen.

- Ça m'est égal.
- Cela m'est égal.

- Hij zat tegenover mij.
- Hij zat voor mij.

Il s'est assis devant moi.

- Ga maar zonder mij.
- Ga verder zonder mij.

- Vous continuez sans moi.
- Tu continues sans moi.

- Ze vertrouwde mij.
- Ze had vertrouwen in mij.

Elle m'a fait confiance.

- Laat mij eens proberen.
- Laat mij het proberen.

- Laisse-moi essayer.
- Laissez-moi essayer.
- Permettez-moi d'essayer.

- Praat niet tegen mij.
- Praat niet tegen mij!

- Me parle pas !
- Ne me parle pas !
- Ne me parlez pas !
- Ne me parle pas !
- Ne me parlez pas !

- Ze horen bij mij.
- Ze zijn bij mij.

Ils sont avec moi.

- Geef het aan mij!
- Geef het aan mij.

Donnez-la-moi.

- Die kerel ergert mij.
- Die vent ergert mij.

- Ce type m'agace.
- Ce type m'importune.

- Zij noemt mij Kenji.
- Ze noemt mij Kenji.

Elle m'appelle Kenji.

- Plots zag hij mij.
- Plotseling zag hij mij.

Tout à coup il m'aperçut.

- Geef mij een voorbeeld.
- Toon mij een voorbeeld.

- Citez-moi un exemple.
- Cite-moi un exemple.

- U had mij nodig.
- Jij had mij nodig.

- Tu avais besoin de moi.
- Vous aviez besoin de moi.

- Deze zijn van mij.
- Dat is van mij.

- C'est le mien.
- C'est la mienne.
- Ça m'appartient.
- Cela m'appartient.

- Blijf hier met mij.
- Blijf hier bij mij.

Reste ici avec moi.

- Dat is van mij.
- Dit is van mij.

C'est à moi.

Judy bekeek mij.

Judy m'a regardé.

Spreek mij daarover.

Parlez-moi de cela.

Wacht op mij!

Attendez-moi !

Ze ontwijkt mij.

Elle m'évite.

Laat mij betalen.

Laisse-moi payer.

Laat mij alleen!

Laissez-moi en paix !

Vergeet mij niet.

- Ne m'oublie pas.
- Ne m'oubliez pas.

Noem mij Ismael.

- Appelez-moi Ishmael.
- Appelle-moi Ismaël.
- Appelle-moi Ishmael.

- Pardon?!
- Excuseer mij?!

Pardon ?!

Toon mij andere.

Montre-m'en d'autres.

Niemand geloofde mij.

- Personne ne me crut.
- Personne ne m'a cru.
- Personne ne m'a crue.

Blijf bij mij.

- Reste avec moi.
- Restez avec moi.

Volg mij niet.

- Ne me suis pas !
- Ne me suivez pas !

Laat mij spreken.

Laisse-moi parler.

Tom haat mij.

Tom me déteste.

Bedoelde u mij?

- Vous parliez de moi ?
- C'est à moi que vous faisiez allusion ?

Bedreig je mij?

- Êtes-vous en train de me menacer ?
- Es-tu en train de me menacer ?

Ziet u mij?

Me voyez-vous ?

Praat met mij!

- Parle avec moi.
- Parlez-moi !
- Parlez avec moi.

Feestjes vervelen mij.

Les fêtes m'ennuient.

Geef mij water.

- Donne-moi un peu d'eau.
- Donne-moi de l'eau.

Ik was mij.

Je me lave.

Onderschat mij niet.

Ne me sous-estime pas.

Vergeet mij niet!

Ne m'oublie pas !

Hij verraadde mij.

- Il m'a trahi.
- Il m'a trahie.

Loop voor mij!

Allez devant moi !

Kent hij mij?

Me connait-il ?

Volg mij alstublieft.

- Veuillez me suivre.
- Suivez-moi, je vous prie.

Wacht op mij.

Attends-moi.

Buitenlanders verbluffen mij.

- Les étrangers m'intriguent.
- Les étrangers m'étonnent.
- Les étrangers m'épatent.