Translation of "Mij" in Portuguese

0.009 sec.

Examples of using "Mij" in a sentence and their portuguese translations:

- Hij ontwijkt mij.
- Hij mijdt mij.

- Ele evita-me.
- Ele me evita.

- Wacht op mij.
- Wacht op mij!

- Espere por mim!
- Esperem por mim!
- Me esperem!

Volg mij!

- Siga-me!
- Sigam-me!

Excuseer mij!

Desculpe!

- Judy bekeek mij.
- Judy keek naar mij.

Judy me olhou.

- Hoor je mij?
- Hoort u mij?
- Hoor je me?
- Horen jullie mij?

- Você me ouve?
- Você está me ouvindo?

- Vindt u mij aardig?
- Vindt hij mij aardig?
- Vindt zij mij aardig?

Ele gosta de mim?

- Hij zat tegenover mij.
- Hij zat voor mij.

Ele sentou-se na minha frente.

- Ga maar zonder mij.
- Ga verder zonder mij.

Segue sem mim.

- Ze vertrouwde mij.
- Ze had vertrouwen in mij.

- Ela confiou em mim.
- Ela confiava em mim.

- Laat mij eens proberen.
- Laat mij het proberen.

Deixe-me tentar.

- Praat niet tegen mij.
- Praat niet tegen mij!

Não fale comigo.

- Ze horen bij mij.
- Ze zijn bij mij.

- Eles estão comigo.
- Elas estão comigo.

- Zij noemt mij Kenji.
- Ze noemt mij Kenji.

Ela me chama de Kenji.

- Plots zag hij mij.
- Plotseling zag hij mij.

Subitamente ele me viu.

Het verraste mij, dat ze mij onmiddellijk herkende.

Fiquei surpreso por ela ter me reconhecido imediatamente.

Judy bekeek mij.

Judy me olhou.

Wacht op mij!

- Espere por mim!
- Esperem por mim!

Ze ontwijkt mij.

Ela me evita.

Vertrouw op mij.

Confie em mim!

Vergeet mij niet.

Não se esqueça de mim.

Noem mij Ismael.

Me chame de Ismael.

Niemand geloofde mij.

Ninguém acreditou em mim.

Volg mij niet.

Não me siga.

Tom haat mij.

Tom me odeia.

Bedreig je mij?

Você está me ameaçando?

Toon mij andere.

Mostre-me outros.

Onderschat mij niet.

Não me subestime.

Volg mij alstublieft.

Por favor, siga-me.

Laat mij alleen!

- Deixe-me sozinho.
- Deixe-me em paz.

Praat met mij!

Fale comigo!

Ze betrapten mij.

Eles me pegaram.

Haat je mij?

- Você me odeia?
- Vocês me odeiam?

Je hebt mij.

Você tem a mim.

Bedoelt u mij?

- Você está referindo a mim?
- Você está falando de mim?
- Você se refere a mim?

Spreek mij daarover.

Fale comigo.

Lees na mij.

Leia depois de mim.

Gelooft gij mij?

- Você acredita em mim?
- Tu acreditas em mim?

Schrijf mij alstublieft.

Escreva-me, por favor.

Kent hij mij?

- Ele conhece-me?
- Será que ele me conhece?

Ga zonder mij!

Vá sem mim!

- Hebt ge schrik van mij?
- Ben je bang voor mij?
- Bent u bang voor mij?
- Zijn jullie bang voor mij?

Está com medo de mim?

- Spreekt ge tegen mij?
- Heb je het tegen mij?

- Você está falando comigo?
- Vocês estão falando comigo?

- Zou je met mij spelen?
- Zouden jullie met mij spelen?
- Zou u met mij spelen?

- Você quer brincar comigo?
- Vamos tocar juntos?
- Vamos jogar juntos?
- Vamos brincar juntos?

- Ben je bang voor mij?
- Bent u bang voor mij?
- Zijn jullie bang voor mij?

- Está com medo de mim?
- Tem medo de mim?

- Waarom loog je tegen mij?
- Waarom loog u tegen mij?
- Waarom logen jullie tegen mij?

Por que você mentiu para mim?

- Blijf met mij in contact.
- Blijft met mij in contact.

- Fique em contato comigo.
- Fiquem em contato comigo.

- Dat behoort nu aan mij.
- Nu is het van mij.

- Agora ele me pertence.
- Agora ela me pertence.
- Agora é meu.
- Isso pertence a mim agora.

- Wat kan je mij geven?
- Wat kunt u mij geven?

- O que você pode me dar?
- O que vocês podem me dar?
- O que podes dar-me?

- Je gaat met mij mee.
- Je komt met mij mee.

Você virá comigo.

- Laat dat maar aan mij over.
- Laat mij dit afhandelen.

- Deixe-me cuidar disso.
- Deixa para mim.

- Dat maakt mij niets uit.
- Dat maakt mij niet uit.

Eu não me importo.

- Heeft u over mij gesproken?
- Heb je over mij gesproken?

Você falou sobre mim?

- Ze zou mij verder blijven onderbreken.
- Ze bleef mij onderbreken.

Ela não parava de me interromper.

- De zwarte is van mij.
- Het zwarte is van mij.

O preto é meu.

Hij woont boven mij.

Ele mora no andar logo acima do meu.

Lieg niet tegen mij.

Não minta para mim.

Antwoord niet aan mij!

Não me responda.

Waarom onderbrak ze mij?

Por que ela me interrompeu?

Ik voel mij opgelucht.

Me sinto aliviado.

Geef het mij, alstublieft.

Dê isso para mim, por favor.

Geef mij het boek.

- Dê-me o livro.
- Deem-me o livro.
- Dá-me o livro.

Wacht daar op mij.

Me espera aí.

Hij bezoekt mij soms.

Às vezes ele vem me ver.

Zijn woorden verbaasden mij.

O que ele disse me surpreendeu.

Dat heeft mij verrast.

Isso me surpreendeu.

Anton spreekt mij aan.

Antônio me fala.

Maria heeft mij gezien.

Maria me viu.

Ze gelooft mij altijd.

Ela sempre acredita em mim.

Ga maar zonder mij.

- Segue sem mim.
- Vá sem mim.

Eerst geloofde niemand mij.

Ninguém acreditou em mim a princípio.

Heeft u mij geroepen?

O senhor me chamou?

Ik voel mij oud.

- Sinto-me velho.
- Sinto-me velha.

Spreekt ge tegen mij?

Você está falando comigo?

Stuur mij een postkaart.

Mande-me um cartão-postal.

Geef mij een voorbeeld.

Dê-me um exemplo.

Dat interesseert mij niet.

Não ligo para isso.

Je moet mij bedanken.

Você deveria me agradecer.

Hij moet mij bedanken.

Ele deveria me agradecer.

Hij lijkt mij eerlijk.

Me parece que ele é honesto.

Bel mij niet meer.

Não me ligue novamente.

Alsjeblieft, luister naar mij!

Por favor, escute-me!

Je moet mij helpen.

Você tem de me ajudar.

Kijk uit voor mij.

Proteja a minha retaguarda.