Translation of "Gij" in Polish

Waar woont gij?

Gdzie pan mieszka?

Gij ook, Brutus?

I ty, Brutusie?

Gelooft gij mij?

Wierzysz mi?

Doet gij aan sport?

- Czy uprawiasz jakiś sport?
- Uprawiasz jakiś sport?

Gij zult niet doden.

Nie zabijaj.

Vooruit! Gij kunt dat!

Dalej! Dasz radę!

Waart gij gisteravond thuis?

Byłeś wczoraj wieczorem w domu?

Zoek en gij zult vinden.

Szukaj, a znajdziesz.

Gedenk dat gij stof zijt.

Zapamiętaj, że jesteś kurzem.

Hebt gij dit boek geschreven?

Ty napisałeś tę książkę?

Hij is veel groter dan gij.

On jest dużo wyższy niż ty.

- Gij eerst.
- Ga jij maar eerst.

Proszę przodem.

- Waar woon je?
- Waar woont gij?

Gdzie mieszkasz?

Weet gij of Lucy Japans spreekt?

Czy wiesz, czy Lucy mówi po japońsku?

Toni spreekt even goed Engels als gij.

- Tony mówi po angielsku równie dobrze jak ty.
- Tony mówi po angielsku tak jak ty.

- Zijt gij Tom niet?
- Ben jij Tom niet?

Czy ty nie jesteś Tom?

Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!

Porzućcie nadzieję, którzy tu wchodzicie.

- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.

Jesteś osobą.

- Welk beroep oefent gij uit?
- Wat is uw beroep?

- Jaki zawód pan wykonuje?
- Jaki zawód pani wykonuje?
- Jaki zawód wykonujecie?

- Waar woon je?
- Waar woont gij?
- Waar woont u?

- Gdzie mieszkasz?
- Gdzie pan mieszka?

- Eet gij 's morgens thuis?
- Eet jij 's morgens thuis?

- Śniadanie jesz w domu?
- Jesz śniadanie w domu?

- Gij eerst.
- Jij eerst.
- Ga jij maar eerst.
- Jij mag eerst.

- Idziesz pierwszy.
- Idziesz pierwsza.

- Je hebt weer dezelfde fout gemaakt.
- Gij hebt dezelfde fout gemaakt.

Zrobiłeś ten sam błąd.

- Heb jij begrepen wat hij zei?
- Hebt gij begrepen wat hij zei?

Zrozumiałeś, co mówił?

- Luistert gij eigenlijk wel naar mij?
- Luister je eigenlijk wel naar mij?

Czy ty w ogóle mnie słuchasz?

- Wie bent u?
- Wie zijt gij?
- Wie zijn jullie?
- Wie ben jij?

- Kim jesteś?
- Kto ty?
- Kto ty jesteś?

- Hij is veel groter dan gij.
- Hij is veel groter dan jij.

On jest dużo wyższy niż ty.

- Ik heb hetzelfde probleem als gij.
- Ik heb hetzelfde probleem als jij.

Mam ten sam problem co ty.

- Waar woon je?
- Waar woont gij?
- Waar wonen jullie?
- Waar woont u?

Gdzie mieszkasz?

- Weet gij of Lucy Japans spreekt?
- Weet jij of Lucy Japans spreekt?

Czy wiesz, czy Lucy mówi po japońsku?

- Kunt gij deze rivier al zwemmend oversteken?
- Kan jij deze rivier al zwemmend oversteken?

Dasz radę przepłynąć tę rzekę?

- Weet gij waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?
- Weet u waar hij woont?

Czy wiesz, gdzie on mieszka?

- Ge hebt een goed geheugen.
- Gij hebt een goed geheugen.
- Je hebt een goed geheugen.

Masz dobrą pamięć.

- Je bent de grote liefde van mijn leven.
- Gij zijt de liefde van mijn leven.

Jesteś wielką miłością mego życia.

- Zijt gij bereid te sterven voor uw idealen?
- Ben je bereid voor je idealen te sterven?

Czy jesteś gotów umrzeć za swoje ideały?

- Heb je verleden nacht naar de televisie gekeken?
- Hebt gij gisteravond televisie gekeken?
- Heb je gisteravond naar de tv gekeken?

Oglądałeś telewizję wczoraj wieczorem ?

- Ik heb hetzelfde probleem als gij.
- Ik heb dezelfde problemen zoals jij die hebt.
- Ik heb hetzelfde probleem als jij.

Mam ten sam problem co ty.

- Wat doe je in je vrije tijd?
- Wat doen jullie in je vrije tijd?
- Wat doet gij in uw vrije tijd?

Co robisz w czasie wolnym?

- Wat zoudt ge doen in mijn plaats?
- Wat zoudt gij doen in mijn plaats?
- Wat zou je in mijn plaats doen?
- Wat zou jij in mijn plaats doen?

Co byś zrobił na moim miejscu?

Ik ben het vliegende spaghetti-Monster. Gij zult vóór Mij niets hebben met andere monsters. (Daarna is het OKE, maar gebruik een condoom.) Het enige monster dat hoofdletters verdient ben Ik wel! Andere monsters zijn valse monsters en verdienen het gebruik van hoofdletters niet.

Jam jest Latający Potwór Spaghetti. Nie będziesz miał innych potworów przede Mną (za Mną mogą być, tylko się zabezpiecz). Jedynym potworem zasługującym na wielką literę jestem Ja! Inne potwory są fałszywymi potworami, niezasługującymi na wielką literę.