Translation of "Alleen" in Polish

0.019 sec.

Examples of using "Alleen" in a sentence and their polish translations:

- Zijt ge alleen?
- Ben je alleen?

Jesteś sam?

- Tom stierf alleen.
- Tom is alleen gestorven.

Tom zmarł samotnie.

We zijn alleen.

jesteśmy sami.

Hij was alleen.

Był sam.

Ik wandelde alleen.

Szedłem sam.

Ik reis alleen.

Podróżuję sam.

We zijn alleen.

Jesteśmy sami.

Zijt ge alleen?

Jesteś sam?

Hij is alleen.

On jest sam.

Woon je alleen?

- Czy mieszkasz sam?
- Czy mieszkasz sama?

Ik ben alleen.

Jestem sam.

Tom was alleen.

Tom był sam.

Tom werkt alleen.

Tom pracuje sam.

Zijn we alleen?

- Czy jesteśmy sami?
- Jesteśmy same?
- Jesteśmy sami?

Ik woon alleen.

Mieszkam sam.

Zij zijn alleen.

Oni są sami.

Ze kwam alleen.

Przyszła sama.

Is Tom alleen?

Czy Tom jest sam?

Hij woont alleen.

On mieszka sam.

- Ik reisde alleen.
- Ik ben alleen op reis geweest.

Podróżowałem samotnie.

- Ik ga graag alleen te voet.
- Ik wandel graag alleen.

Lubię chodzić sam.

- De oude man leeft alleen.
- De oude man woont alleen.

Staruszek mieszka sam.

Alleen geldt voor neuronen

W przypadku neuronów,

Ze is niet alleen.

Nie jest sama.

Alleen geld was schaars.

Niestety nie mieliśmy pieniędzy.

Maar dat niet alleen!

Ale nie tylko to!

En dat niet alleen!

I nie tylko to!

Hij drinkt alleen water.

On pije tylko wodę.

Tom kwam hier alleen.

Tom przyszedł tu sam.

Ze eet alleen groenten.

Ona je tylko warzywa.

We zijn niet alleen.

Nie jesteśmy sami.

Waarom ben je alleen?

Dlaczego jesteś sam?

Ik ben liever alleen.

Wolę być sam.

Laat me alleen gaan.

Pozwól mi iść samemu.

Ik zit thuis alleen.

Siedzę sam w domu.

Hij reist graag alleen.

- Lubi podróżować sam.
- On lubi podróżować sam.

Ik weet alleen dit.

Wiem tylko to.

Laat ze niet alleen.

Nie zostawiaj ich samych.

Laat me niet alleen!

- Nie zostawiaj mnie samego!
- Nie zostawiaj mnie samej!

Ben ik hier alleen?

Jestem tu sam?

Ik ben graag alleen.

Lubię być sama.

Ik spreek alleen Frans.

Mówię tylko po francusku.

Hij leest alleen proza.

On tylko czyta prozę.

Ik voelde me alleen.

Czułem się samotny.

Tom drinkt alleen water.

Tom pije tylko wodę.

Ik zwem nooit alleen.

Nigdy nie pływam samemu.

Tom zal alleen zijn.

Tom będzie sam.

Ik moet alleen gaan.

Muszę iść sam.

- Alleen jij kunt het doen, maar je kunt het niet alleen doen.
- Jij alleen kunt het doen, maar je kunt het niet alleen doen.

Tylko ty możesz to zrobić, ale nie zrobisz tego sam.

- Ik ben alleen maar aan het kijken.
- Ik kijk alleen even rond.

Tylko się rozglądam dookoła.

- Deze supermarkt verkoopt alleen biologisch eten.
- Deze winkel verkoopt alleen biologische levensmiddelen.

Ten sklep spożywczy sprzedaje tylko organiczną żywność.

Is dus niet alleen indrukwekkend,

jest nie tylko niezwykła,

...en grazen alleen 's nachts.

wychodzą skubać trawę dopiero nocą.

Alleen vrouwtjes maken deze reis.

Tylko samice wybierają się w tę podróż.

U zult nooit alleen zijn.

Nigdy nie będziesz sam.

Ze gaat graag alleen wandelen.

Ona lubi spacerować samotnie.

Een ongeluk komt zelden alleen.

Nieszczęścia chodzą parami.

We hebben alleen maar thee.

Mamy tylko herbatę.

De oude man leeft alleen.

Staruszek mieszka sam.

Ik denk alleen aan jou.

Myślę tylko o tobie.

Tom wil alleen maar zwemmen.

Tom tylko chce popływać.

Ik heb alleen Amerikaanse munten.

Mam tylko amerykańskie monety.

Ik doe het liever alleen.

Wolę to zrobić sam.

Laat ons even alleen zijn.

Pozwól nam być samym przez chwilę.

Je kunt me alleen laten.

- Możesz zostawić mnie samego.
- Możesz zostawić mnie samą.

Dit gebeurt alleen in Australië.

Takie rzeczy tylko w Australii.

Ik voel me zo alleen.

Czuję się taki samotny.

Ik ben altijd nog alleen.

Nadal jestem sam.

Ik kan alleen maar wachten.

Mogę tylko poczekać.

Alleen de waarheid is schoon.

Jedynie prawda jest ładna.

Ze is niet meer alleen.

Już nie jest sama.

Ik vermoed dat alleen maar.

Tak tylko podejrzewam

Ik eet niet graag alleen.

Nie lubię jeść sam.

We spreken thuis alleen Frans.

W domu mówimy tylko po francusku.

Ik kan niet alleen gaan.

Nie mogę iść sam.

Ik ben nu helemaal alleen.

Teraz jestem zupełnie sam.

Alleen als je leven ervan afhangt.

Chyba że wasze życie od tego zależy.

Ik raak alleen maar sneller uitgeput.

Jestem tylko coraz bardziej zmęczony.

Ik denk dat we alleen zijn.

Sądzę, że jesteśmy sami.

Maar het is niet alleen zoet.

Ale jest nie tylko słodki.

Alleen de pure pracht van haar.

Była tylko jej czysta wspaniałość.

Maar ze onderzoeken er niet alleen!

Ale oni nie tylko badają!