Translation of "Gingen" in Polish

0.004 sec.

Examples of using "Gingen" in a sentence and their polish translations:

Jaren gingen voorbij.

Mijały lata.

Ze gingen weg.

Wyszli.

Sommigen gingen te voet, anderen gingen met de fiets.

Niektórzy poszli piechotą, inni pojechali na rowerach.

Ze gingen langzaam vooruit.

Ruszyli powoli do przodu.

Zij gingen naast elkaar.

- Szli obok siebie.
- Szli ramię w ramię.

We gingen aan het werk.

Więc wzięliśmy się do pracy.

Plots gingen de lichten uit.

Nagle zgasły światła.

Plots gingen alle lichten uit.

Nagle światła zgasły.

We gingen skiën in Canada.

Pojechaliśmy na narty do Kanady.

gingen over deze wiskunde-ideetjes

dotyczyło matematycznego problemu

gingen honderdduizenden mensen de straat op

setki tysięcy ludzi wyszły na ulice.

Iedereen dacht dat we gingen verliezen.

Każdy myślał, że zamierzamy przegrać.

We gingen langs een smal pad.

Szliśmy wąską dróżką.

We gingen op safari met een huurauto.

Pojechaliśmy na safari wynajętym samochodem.

En gingen ze in ons kantoor luidop lezen

Zasiedliśmy w biurze i czytaliśmy je na głos,

- De prijzen zijn gestegen.
- De prijzen gingen omhoog.

Ceny poszły w górę.

We gingen naar het park om te spelen.

Poszliśmy się pobawić do parku.

Ondanks de regen gingen de kinderen naar school.

Mimo deszczu dzieci poszły do szkoły.

We gingen naar het park om baseball te spelen.

Poszliśmy do parku pograć w bejzbol.

De astronauten gingen naar de maan in een raket.

Astronauci polecieli na Księżyc w rakiecie.

Een paar mensen gingen terug naar Namche en kapten bomen.

Część ekipy wróciła do Namcze, żeby ściąć drzewa.

Na tien minuten gingen ze over op een volgend thema.

Po 10 minutach przeszli do kolejnego tematu.

gingen twee groepen meisjes de straat op om te protesteren in Minsk,

dwie grupy dziewczyn wyszły, żeby zaprotestować w Mińsku,

- Ze gingen naar de kerk op kerstavond.
- Ze zijn op kerstavond naar de kerk gegaan.

Poszli do kościoła w Wigilię.

- Waar ging je heen?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar zijn jullie geweest?
- Waar was je heen?
- Waar gingen jullie heen?
- Waar waren jullie heen?

Gdzie poszłaś?

- Je speelde vals.
- U speelde vals.
- Jullie speelden vals.
- Je hebt valsgespeeld.
- U heeft valsgespeeld.
- Jullie hebben valsgespeeld.
- Je bent vreemdgegaan.
- U bent vreemdgegaan.
- Jullie zijn vreemdgegaan.
- Je ging vreemd.
- U ging vreemd.
- Jullie gingen vreemd.

- Oszukiwałeś.
- Ściągałeś.