Translation of "Fiets" in Polish

0.006 sec.

Examples of using "Fiets" in a sentence and their polish translations:

- Zijn fiets is blauw.
- Haar fiets is blauw.

Jego rower jest niebieski.

- Is dit jouw fiets?
- Is dit uw fiets?

Czy to twój rower?

- Van wie is deze fiets?
- Van wie is die fiets?

Czyj jest ten rower?

Hij heeft geen fiets.

On nie ma roweru.

Ik heb geen fiets.

Nie mam roweru.

Is dit jouw fiets?

Czy to twój rower?

Tom heeft geen fiets.

Tom nie ma roweru.

Dit is mijn fiets.

Ten rower jest mój.

Ken wil een fiets.

Ken chce rower.

Haar fiets is blauw.

Jej rower jest niebieski.

Deze fiets is van mij.

Ten rower jest mój.

Dit is mijn eigen fiets.

To mój własny rower.

Van wie is deze fiets?

- Czyj jest ten rower?
- Czyj to rower?

Van wie is die fiets?

- Czyj jest ten rower?
- Czyj to rower?

Mijn fiets is gisteren gestolen.

Wczoraj skradziono mi rower.

Elke jongen heeft een fiets.

Każdy chłopiec ma rower.

Mag ik je fiets lenen?

Mogę pożyczyć twój rower?

Is deze fiets van jou?

Czy ten rower jest twój?

Ik heb een nieuwe fiets.

Mam nowy rower.

Mijn fiets moet worden gerepareerd.

Mój rower potrzebuje naprawy.

Tom heeft een nieuwe fiets.

Tom ma nowy rower.

Hij heeft zijn fiets rood geschilderd.

Pomalował swój rower na czerwono.

Hij wast de fiets elke week.

On ma rower każdy tydzień.

De politie heeft Toms fiets gevonden.

Policja odnalazła rower Toma.

Ik moet mijn fiets laten repareren.

Muszę dać mój rower do naprawy.

Mijn vader repareert mijn kapotte fiets.

Mój ojciec naprawia mój zepsuty rower.

Ik wil een nieuwe fiets kopen.

Chcę kupić nowy rower.

Jouw fiets lijkt op die van mij.

Twój rower podobny jest do mojego.

Jouw fiets is beter dan de mijne.

Twój rower jest lepszy niż mój.

Uw fiets is beter dan de mijne.

Twój rower jest lepszy od mojego.

Zij zal de fiets deze namiddag wassen.

Dziś po południu ona umyje rower.

Ik ga met de fiets naar het werk.

Jadę na rowerze do zakładu pracy.

De paarse fiets kost minder dan de gele.

Purpurowy rower kosztuje mniej niż żółty.

Ik ga liever lopen dan met de fiets.

Wolę chodzić pieszo niż jeździć na rowerze.

Gewoonlijk ga ik met de fiets naar school.

Zwykle jeżdżę do szkoły rowerem.

Tom stapte op zijn fiets en reed weg.

Tom wsiadł na swój rower i odjechał.

Sommigen gingen te voet, anderen gingen met de fiets.

Niektórzy poszli piechotą, inni pojechali na rowerach.

Ik weet niet of Tom een fiets heeft of niet.

Nie wiem, czy Tom ma rower, czy nie.

Een fiets zal roesten als ge hem in de regen laat staan.

Rower zardzewieje, jeżeli zostawisz go na deszczu.

Ik moet mijn fiets duwen omdat een van de banden lek is.

Muszę prowadzić rower, bo przebiłem oponę.

Heb je besloten of je met de fiets of met de bus de stad in gaat?

Zdecydowałeś, czy jedziesz do miasta na rowerze czy autobusem?