Translation of "Weg" in Polish

0.008 sec.

Examples of using "Weg" in a sentence and their polish translations:

- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!

Wyjdź!

- Alsjeblieft, ga weg!
- Ga alsjeblieft weg!

- Proszę idź sobie!
- Proszę odejdź!

Ga weg.

Odejdź!

Kijk weg.

Odwrócić wzrok.

Ga weg!

Odejdź.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!
- Ga toch weg!

Idź precz!

- Weg met het geweer.
- Doe het pistool weg.

- Pozbądź się broni.
- Pozbądź się pistoletu.

- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Ga toch weg!

- Idź precz!
- Spadaj!

Ze is weg.

Wystrzela z tyłu.

Wil je weg?

Chcesz iść?

- Wegwezen.
- Ga weg.

Odsuń się.

Ze gingen weg.

Wyszli.

Ga weg, alstublieft.

Proszę wyjdź.

Ze rende weg.

Pobiegła.

Tom was weg.

Toma już nie było.

Ga nu weg!

- Idź już.
- Wyjdź w tej chwili!
- Wyjdź natychmiast!
- Odejdźcie!

Ga toch weg!

Odpierdol się!

Moet je weg?

Czy musisz iść?

- Blijf weg.
- Blijf uit de buurt.
- Blijf hier weg.

Trzymaj się z daleka.

- Rijden we ver weg?
- Gaan we ergens ver weg?

Czy jedziemy daleko?

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Ga!
- Rot op.
- Lopen!
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Vooruit.
- Loop weg!

Idź!

- Ga alsjeblieft.
- Ga alstublieft.
- Ga alsjeblieft weg.
- Ga alstublieft weg.

- Proszę iść.
- Proszę, idź.
- Niech pan idzie.

- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Buiten!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Kom eruit.
- Weg met jou!
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

Wynoś się!

We kunnen hier weg.

Ewakuujemy się.

Je ziet een weg.

Widać drogę!

Hij was al weg.

Poszedł już.

Hij ging zomaar weg.

Wyszedł bez jakiegokolwiek powodu.

De jongen liep weg.

Chłopak uciekł.

Hij is al weg.

On już wyszedł.

De weg is lang.

Ta droga jest długa

Tom is ver weg.

Tom jest daleko.

Is Boston ver weg?

Daleko jest Boston?

Is hij al weg?

Czy on już poszedł?

- Weglopen!
- Ren weg!
- Vlucht.

Uciekaj!

Kent ge de weg?

Czy znasz drogę?

Ik moet nu weg.

Muszę teraz odejść.

- Je staat in de weg.
- U staat mij in de weg.

Stoisz mi na drodze.

- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Buiten!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Ga weg.
- Kom eruit.
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

- Wynoś się!
- Wynocha.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Rot toch op!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Ga toch weg!

Odejdź.

- Vind je dat ik weg moet?
- Vinden jullie dat ik weg moet?

Myślisz, że muszę iść?

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

- Idź sobie.
- Odejdź.

We jagen de slang weg.

Odstraszmy go.

Ze zal haar weg vinden,

Będzie musiał odnaleźć własną drogę,

Ver weg van het estuarium.

To daleko od estuarium.

Haar hol is ver weg.

Do jej legowiska jest daleko.

Ik ben de weg kwijt.

- Zgubiłem się.
- Jestem bezradny.
- Jestem zdezorientowany.

Hij gooide de banaan weg.

Wyrzucił banana.

- Hij vertrok.
- Hij ging weg.

Poszedł sobie.

- Ga weg!
- Hoepel op!
- Wegwezen!

- Idź stąd.
- Idź stąd!

- Scheer je weg!
- Wegwezen!
- Eruit!

- Sio!
- Precz!
- Won!

Gooi dit tijdschrift niet weg.

Nie wyrzucaj tego magazynu.

- Ren!
- Weglopen!
- Ren weg!
- Vlucht.

Uciekaj!

Ze gooiden overbodige dingen weg.

Wyrzucili zbędne rzeczy.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt.

- Idź sobie.
- Odejdź.

Snel, nu de arend weg is.

Szybko, póki orzeł jest daleko!

Je kunt de weg beneden zien.

Spójrzcie, tam jest droga.

Ja, een weg. Dat betekent beschaving.

Tak, to droga! To oznacza cywilizację.

Stekende zeeanemonen staan in zijn weg.

Na jej drodze stają parzące ukwiały.

Of om vijanden weg te jagen.

Lub odstrasza drapieżników.

Maar vandaag wordt hun weg geblokkeerd.

Ale dziś ich droga jest zablokowana.

Dat wrak is nog ver weg.

Ten wrak jest wciąż daleko.

En toen, boem. Ze was weg.

A potem nagle już jej nie było.

...zodat de steen langzaam weg beweegt.

kamień powoli się oddala.

We zijn op weg naar huis.

Jesteśmy w drodze do domu.

Daar draait de weg naar links.

Droga skręca tam w lewo.

Waarom probeer je weg te lopen?

Dlaczego próbujesz uciec?

Ik ren weg van het meisje.

Uciekam przed tą dziewczyną.

- We gaan ervandoor.
- We gaan weg.

Chodźmy.

Vraag de weg aan de politieagent.

Zapytaj policjanta o drogę.

- Gaat u weg?
- Gaat u heen?

Idzie pan?

Ik ga weg met mijn laatste adem.

Odejdę wraz z ostatnim tchnieniem.

Dit is de weg uit de kloof.

Patrzcie, to droga wyjścia z wąwozu.

Neem het lichaam, gooi de kop weg.

Zjedz korpus, wyrzuć głowę.

Ik moet een weg naar beneden vinden.

Muszę znaleźć drogę na dół.

En toen schoot het ongelooflijk snel weg.

Po chwili odleciał z niezwykłą prędkością.

Het houdt andere loewaks dan wel weg...

Może to powstrzyma inne łaskuny,

Er moet nog een andere weg zijn.

Musi być jakiś inny sposób.

De weg loopt parallel aan de rivier.

Droga jest równoległa do rzeki.

De weg loopt van Tokio tot Osaka.

Droga prowadzi z Tokio do Osaki.

De weg is te smal voor auto's.

Droga jest za wąska dla samochodów.

Hij baande zijn weg doorheen de problemen.

Szedł do przodu mimo niepowodzeń.

Waar een wil is, is een weg.

Chcieć to móc.