Translation of "Rusten" in German

Wil Tom rusten?

Will sich Tom ausruhen?

Ik wil rusten.

Ich möchte ausruhen.

Ik moet rusten.

Ich muss mich ausruhen.

Ik wil niet rusten.

Ich will mich nicht ausruhen.

Ik ga wat rusten.

Ich ruhe mich ein wenig aus.

Tom is aan het rusten.

Tom ruht sich aus.

Ge zoudt beter wat rusten.

Du solltest dich besser etwas erholen.

Moge hij rusten in vrede!

Möge er in Frieden ruhen!

Ik heb hem aangeraden te rusten.

Ich habe ihm geraten, sich auszuruhen.

Ik moet gewoon een beetje rusten.

Ich muss mich nur etwas ausruhen.

De katten rusten in de zon.

Die Katzen ruhen sich in der Sonne aus.

Je bent ziek, je moet rusten.

Du bist krank, du musst dich ausruhen.

Laat de rijst een beetje rusten.

Lass den Reis eine Zeit lang stehen.

Het is tijd om uit te rusten.

Zeit für ein Nickerchen.

Wij werken overdag en rusten 's nachts.

Tagsüber arbeiten und nachts ruhen wir.

- Je bent ziek, je moet rusten.
- U bent ziek. U moet rusten.
- Je bent ziek, je moet uitrusten.

Du bist krank, du musst dich ausruhen.

Het is tijd om wat uit te rusten.

Ich brauche etwas Schlaf.

Ik ben thuis gebleven om uit te rusten.

- Ich blieb daheim, um mich auszurasten.
- Ich blieb zuhause, um mich auszuruhen.
- Ich blieb zum Ausrasten daheim.

- Rust u graag uit?
- Houdt u van rusten?

Ruhen Sie sich gern aus?

Ik denk dat je een beetje moet rusten.

Ich finde, du solltest dich ein wenig ausruhen.

- Ik ben aan het rusten.
- Ik rust uit.

Ich ruhe mich aus.

- Je lijkt moe. Je moet een uurtje of twee rusten.
- U lijkt moe. U moet een uurtje of twee rusten.

- Du siehst müde aus. Du solltest dich für eine Stunde oder zwei hinlegen.
- Sie sehen müde aus. Sie sollten sich für eine Stunde oder zwei hinlegen.

Ringelrobben gaan eropuit om te rusten in het ochtendgloren.

Ringelrobben tauchen auf, um sich in der Morgensonne auszuruhen.

- Moge hij rusten in vrede!
- Hij ruste in vrede!

Möge er in Frieden ruhen!

Het lijkt niet de verstandigste keuze om uit te rusten.

Es scheint kein klug gewählter Ruheplatz zu sein.

Tom, die de hele dag gewerkt had, wilde gaan rusten.

Tom, der den ganzen Tag gearbeitet hatte, wollte sich erholen.

- Tom is aan het rusten.
- Tom is aan het uitrusten.

Tom ruht sich aus.

- Ik ben even aan het rusten.
- Ik rust gewoon even.

Ich ruhe mich aus.

- Je bent ziek, je moet rusten.
- Je bent ziek, je moet uitrusten.

Du bist krank, du musst dich ausruhen.

- Gaat u graag liggen?
- Rust u graag uit?
- Houdt u van rusten?

Ruhen Sie sich gern aus?

's Middags legden zij zich neer in het bos om uit te rusten.

Am Mittag legten sie sich in einem Wald hin, um zu rasten.

- Ik denk dat je beter een pauze neemt.
- Ik denk dat u beter een pauze neemt.
- Je kunt volgens mij maar beter even rusten.
- U kunt volgens mij maar beter even rusten.
- Ik denk dat jullie beter een pauze nemen.
- Jullie kunnen volgens mij maar beter even rusten.

Ich denke, du solltest dich besser ausruhen.

...en moest ongeveer drie maanden rusten voordat ik hersteld was. Dus het was een lang pijnlijk proces.

Ich musste zweieinhalb Monate ruhen, gefolgt von der Genesungsphase. Ein langer, schmerzhafter Prozess.

Wij hebben in de voorbije jaren te veel belasting betaald. Maar we kunnen dat nu laten rusten.

Wir haben in den vergangenen Jahren zu viel Steuer bezahlt. Aber wir können das jetzt auf sich beruhen lassen.