Translation of "Bakker" in French

Ik ben een bakker.

- Je suis boulanger.
- Je suis boulangère.

De bakker is een goede mens.

Le boulanger est un bon homme.

Ik ben naar de bakker geweest.

Je suis allé à la boulangerie.

Deze bakker gebruikt alleen natuurlijke zuurdesem.

Ce boulanger utilise uniquement du levain naturel.

- Ik heb een brood gekocht bij de bakker.
- Ik kocht bij de bakker een brood.

J'ai acheté un pain chez le boulanger.

- Komt voor de bakker.
- Komt voor elkaar.

- Considère ça comme fait.
- Considère ça comme réglé.
- Considérez ça comme réglé.

Het brood van deze bakker is uitstekend.

Le pain de cette boulangerie est excellent.

- Waar is de bakker?
- Waar is de bakkerij?

Où y a-t-il une boulangerie ?

Ga even wat brood halen bij de bakker!

Cours et rapporte du pain de la boulangerie !

De bakker is degene die het brood verkoopt.

C'est le boulanger qui vend le pain.

- Het komt wel goed.
- Komt voor de bakker.
- Komt voor elkaar.

- Considère ça comme fait.
- Considère ça comme réglé.
- Considérez ça comme réglé.
- Considérez ça comme fait.