Translation of "Heb" in French

0.011 sec.

Examples of using "Heb" in a sentence and their french translations:

- Heb medelijden!
- Heb genade!

- Fais preuve de compassion !
- Faites preuve de compassion !

- Heb vertrouwen.
- Heb vertrouwen!

- Sois confiant !
- Soyez confiant !
- Soyez confiants !
- Soyez confiante !
- Soyez confiantes !
- Sois confiante !

- Heb je koorts?
- Heb je verhoging?

As-tu de la température ?

- Ik heb hoogtevrees.
- Ik heb acrofobie.

- J'ai de l'acrophobie.
- Je souffre d'acrophobie.

- Ik heb bloedarmoede.
- Ik heb anemie.

Je suis anémique.

- Ik heb buikpijn.
- Ik heb maagpijn.

J'ai mal à l'estomac.

- Ik heb hoofdpijn.
- Ik heb koppijn.

- J'ai mal à la tête.
- J’ai mal au crâne.

- Heb je plakband?
- Heb je kleefband?

- As-tu du ruban adhésif ?
- Est-ce que tu as du ruban adhésif ?

Ik heb wat ik nodig heb.

J'ai ce dont j'ai besoin.

- Heb je hoogtevrees?
- Heb je acrofobie?

- Souffres-tu d'acrophobie ?
- Es-tu acrophobe ?

- Ik heb kiespijn.
- Ik heb tandpijn.

J'ai mal aux dents.

Heb genade!

Aie pitié !

Heb vertrouwen.

Aie confiance.

Heb vertrouwen!

Soyez confiants !

- Heb je alles?
- Heb je niks vergeten?

- T’as rien oublié ?
- On a rien oublié ?
- Tu n'as rien oublié ?
- Vous n'avez rien oublié ?

- Ik heb brood.
- Ik heb een brood.

J'ai du pain.

- Ik heb bloedend tandvlees.
- Ik heb tandvleesbloedingen.

J'ai les gencives qui saignent.

- Heb je enige plannen?
- Heb jij plannen?

As-tu des projets ?

- Ik heb geen geluk.
- Ik heb pech.

- Je n'ai pas de chance.
- J'ai la schcoumoune.
- Je suis un poissard.
- Je suis malchanceux.

- Heb je geld?
- Heb je wat geld?

- As-tu de l'argent sur toi ?
- Avez-vous le moindre argent sur vous ?
- As-tu le moindre argent sur toi ?

- Heb je gesproken?
- Heb je iets gezegd?

As-tu parlé ?

- Ik heb jullie gezien.
- Ik heb je gezien.
- Ik heb u gezien.

- Je vous vis.
- Je te vis.
- Je t'ai vue.
- Je t'ai vu.
- Je vous ai vues.
- Je vous ai vus.
- Je vous ai vue.
- Je vous ai vu.

- Ik heb u nodig.
- Ik heb je nodig.
- Ik heb jullie nodig.

- J'ai besoin de toi.
- J'ai besoin de vous.

- Ik heb pannenkoeken gemaakt.
- Ik heb crêpes gemaakt.
- Ik heb flensjes gemaakt.

J'ai fait des crêpes.

Heb je kameraden lief! Heb je ouders lief! Heb je vaderland lief!

Aimez vos camarades ! Aimez vos parents ! Aimez votre pays !

- Ik heb geen broer.
- Ik heb geen enkele broer.
- Ik heb geen broers.

Je n'ai pas de frères.

- Ik heb beslist.
- Ik heb mijn besluit genomen.
- Ik heb een beslissing getroffen.

- Je me suis décidé.
- J'ai pris une décision.
- Je pris une décision.
- J'ai décidé.

- Ik heb geen mobiele telefoon.
- Ik heb geen mobieltje.
- Ik heb geen gsm.

- Je n'ai pas de téléphone cellulaire.
- Je n'ai pas de téléphone mobile.
- Je n'ai pas de portable.

- Ik heb geen trek.
- Ik heb geen eetlust.

Je n'ai pas d'appétit.

- Ik heb geen broer.
- Ik heb geen broers.

Je n'ai pas de frères.

- Ik heb een dochter.
- Ik heb een meisje.

J'ai une fille.

Ik heb geen geld, maar ik heb dromen.

Je n'ai pas d'argent, mais j'ai des rêves.

- Ik heb heimwee.
- Ik heb last van heimwee.

J'ai le mal du pays.

- Heb je een minuut?
- Heb je een minuutje?

- As-tu une minute ?
- Avez-vous une minute ?
- As-tu un instant ?

- Wat heb je verborgen?
- Wat heb je verstopt?

- Qu'avez-vous dissimulé ?
- Qu'as-tu caché ?

- Heb je gekozen?
- Heb je een keuze gemaakt?

Tu as choisi ?

- Heb ik het mis?
- Heb ik het fout?

- Me trompé-je ?
- Ai-je tort ?
- Est-ce que je me trompe ?

- Ik heb niets gedaan.
- Ik heb niks gedaan.

- Je n'ai rien fait !
- Je n'ai rien fait.

- Heb je het gezien?
- Heb je dat gezien?

As-tu vu ça ?

- Ik heb niets verstaan!
- Ik heb niets begrepen.

Je n'ai rien compris.

- Ik heb jullie gezien.
- Ik heb u gezien.

- Je vous vis.
- Je te vis.
- Je t'ai vue.
- Je t'ai vu.
- Je vous ai vues.
- Je vous ai vus.
- Je vous ai vue.
- Je vous ai vu.

- Heb je het begrepen?
- Heb je het gesnapt?

Tu as pigé ?

- Ik heb geen honger.
- Ik heb geen eetlust.

Je n'ai pas faim.

- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.

- J'ai deux nièces.
- J'ai deux neveux.

Ik heb sokken, maar ik heb geen schoenen.

J'ai des bas, mais je n'ai pas de souliers.

- Dokter, ik heb buikpijn.
- Dokter, ik heb maagpijn.

Docteur, j'ai mal à l'estomac.

- Ik heb een assistent.
- Ik heb een assistente.

- Je dispose d'un assistant.
- Je dispose d'une assistante.

- Heb je een boek?
- Heb jij een boek?

As-tu un livre ?

Heb elkaar lief zoals ik je heb liefgehad.

Aimez vous les uns les autres, comme je vous ai aimés.

- Heb je een douche genomen?
- Heb je gedoucht?

As-tu pris une douche ?

- Ik heb een vriend.
- Ik heb een vriendin.

J'ai un ami.

- Ik heb pijn hier.
- Ik heb hier pijn.

J'ai mal ici.

- Ik heb zojuist ontbeten.
- Ik heb juist ontbeten.

- Je viens juste de finir mon petit déjeuner.
- Je viens de manger mon petit déjeuner.

- Ik heb een snotneus.
- Ik heb een loopneus.

J'ai le nez qui coule.

- Hoeveel zussen heb je?
- Hoeveel zussen heb jij?

Tu as combien de sœurs ?

- Ik heb affectie nodig.
- Ik heb liefde nodig.

J'ai besoin d'affection.

- Ik heb een broer.
- Ik heb één broer.

J'ai un frère.

- Ik heb geen keus.
- Ik heb geen alternatieven.

Je n'ai pas le choix.

- Ik heb een kat.
- Ik heb een poes.

- J’ai eu un chat.
- J'ai un chat.
- J'ai une chatte.

- Heb je een tweelingzuster?
- Heb je een tweelingzus?

- As-tu une sœur jumelle ?
- Avez-vous une sœur jumelle ?

- Ik heb geen tatoeage.
- Ik heb geen tattoo.

Je n'ai pas de tatouage.

- Heb jij je sleutels?
- Heb jij de sleutels?

As-tu tes clefs?

- Ik heb het gedownload.
- Ik heb het gesponsd.

Je l'ai téléchargée.

- Heb je alles verstaan?
- Heb je alles begrepen?

- Est-ce que tu as tout entendu ?
- Tu as tout compris ?

- Ik heb twee zonen.
- Ik heb twee zoons.

J'ai deux fils.

- Ma, ik heb honger.
- Ma, ik heb trek.

Maman, j'ai faim.

- Hoeveel pennen heb jij?
- Hoeveel pennen heb je?

Combien de crayons as-tu ?

- Heb je een mobieltje?
- Heb je een gsm?

As-tu un portable ?

- Dat heb ik niet.
- Ik heb dat niet.

Je n'ai pas ça.

- Ik heb een vaatwasser.
- Ik heb een afwasmachine.

J'ai un lave-vaisselle.

- Ik heb u nodig.
- Ik heb jullie nodig.

J'ai besoin de vous.