Translation of "Schrijven" in English

0.011 sec.

Examples of using "Schrijven" in a sentence and their english translations:

Blijf schrijven.

Keep writing.

Ze schrijven.

- They're writing.
- They write.

- We zijn aan het schrijven.
- Wij schrijven.

We're writing.

Dichters schrijven gedichten.

Poets write poems.

Begin met schrijven.

Start writing.

Ik moet schrijven.

I must write.

Kunt u schrijven?

Can you write?

Schrijven jullie graag?

Do you guys like writing?

Tom begon te schrijven.

Tom started writing.

Thomas houdt van schrijven.

- Tom likes to write.
- Tom loves to write.

schrijven woorden, zeggen woorden,

writes words, says words,

Kun je cursief schrijven?

Can you write cursive?

- Ik ben het schrijven moe.
- Ik ben moe van het schrijven.

I'm tired of writing.

- Ik wens veel zinnen te schrijven.
- Ik wil veel zinnen schrijven.

I want to write a lot of sentences.

- Ik ben het schrijven moe.
- Ik ben het zat om te schrijven.
- Ik heb geen zin meer om te schrijven.
- Ik ben moe van het schrijven.

I'm tired of writing.

- Ik zal morgen een brief schrijven.
- Ik ga morgen een brief schrijven.

- I am going to write a letter tomorrow.
- I'm going to write a letter tomorrow.

Het schrijven van die kaarten

The process of writing these cards

Ik moet een brief schrijven.

I have to write a letter.

Alstublieft met een potlood schrijven.

Please write with a pencil.

Hij zal een brief schrijven.

He will be writing a letter.

Moet ik een brief schrijven?

Do I have to write a letter?

Ik wil een boek schrijven.

I want to write a book.

Ik wil een artikel schrijven.

I want to write an article.

Ik moet een sms schrijven.

I have to write an SMS.

Mijn moeder haat brieven schrijven.

- My mother hates writing letters.
- My mother hates to write letters.

Hij kan lezen en schrijven.

He can read and write.

We zullen een brief schrijven.

We'll write a letter.

Hij gaat een brief schrijven.

He is going to write a letter.

Ik ga een brief schrijven.

- I am going to write a letter.
- I'm going to write a letter.

Kun je lezen en schrijven?

Do you know how to read and write?

Tom kan lezen noch schrijven.

Tom can neither read nor write.

Je moet een brief schrijven.

You should write a letter.

Ik kan lezen noch schrijven.

I do not know how to read nor write.

Ik kan niet Chinees schrijven.

I can't write in Chinese.

Kon ze een verslag schrijven?

Was she able to write a report?

Hij houdt niet van schrijven.

He doesn't like writing.

Kan Tom zijn naam schrijven?

Can Tom write his name?

Zeg me wat ik moet schrijven en ik zal het schrijven voor je.

Tell me what to write and I'll write it for you.

- Ik ben begonnen het boek te schrijven.
- Ik begon het boek te schrijven.

I started writing the book.

Zeg me wat ik moet schrijven en ik zal het schrijven voor u.

Tell me what to write and I'll write it for you.

Ik wil iets om te schrijven.

I want something to write on.

Iedereen kan zijn eigen naam schrijven.

- Anyone can write his own name.
- Everyone knows how to write his or her own name.

Hij kan nauwelijks zijn naam schrijven.

He can scarcely write his name.

Ik kan al Chinese tekens schrijven.

- I'm already able to write Chinese characters.
- I am already able to write Chinese characters.

Ze kan niet lezen of schrijven.

- She cannot write or read.
- She can't write or read.

Hij kan Frans spreken en schrijven.

He can speak and write French.

Ik wens veel zinnen te schrijven.

I want to write a lot of sentences.

Ik ga morgen een brief schrijven.

I am going to write a letter tomorrow.

Hij kan met beide handen schrijven.

He can write with either hand.

Wat ben je aan het schrijven?

- What are you writing?
- What're you writing?

Vader is bezig brieven te schrijven.

Father is busy writing letters.

Ik zal je een brief schrijven.

I'll write you a letter.

Tom is iets aan het schrijven.

Tom is writing something.

Verbeteren is soms moeilijker dan schrijven.

Correcting is sometimes harder than writing.

Ik leer hoe je moet schrijven.

I'm learning how to write.