Translation of "Zeggen" in German

Niets zeggen!

- Sag nichts!
- Nichts sagen!

Sommigen zeggen dit, en anderen zeggen dat.

Einige sagen dies, und andere sagen das.

- Wat wil je zeggen?
- Wat wil u zeggen?
- Wat willen jullie zeggen?

- Was willst du sagen?
- Was wollen Sie sagen?

- Wat wilt ge echt zeggen?
- Wat wilt u echt zeggen?

Was wollen Sie wirklich sagen?

- Je kan niet "nee" zeggen.
- Je kunt geen “nee” zeggen.

- Du kannst nicht „nein“ sagen.
- Du kannst nicht nein sagen.

Kom je hoi zeggen?

Sagst du Hallo?

Mensen zeggen me soms:

Also sagen die Leute manchmal zu mir:

En, moet ik zeggen,

Außerdem muss ich sagen,

Mag ik iets zeggen?

- Darf ich etwas sagen?
- Kann ich etwas sagen?

Wat wil je zeggen?

Was möchtest du sagen?

Wat wilde je zeggen?

- Was wolltest du sagen?
- Was wollten Sie sagen?
- Was wolltet ihr sagen?

Ik moet iets zeggen.

Ich muss etwas sagen.

- Niets zeggen!
- Zeg niets.

- Sagen Sie jetzt nichts!
- Nichts sagen!

Dat moest ík zeggen!

Das war mein Satz!

Dat wil niets zeggen!

Das bedeutet nichts!

Wat zal Tom zeggen?

Was wird Tom sagen?

- Niets zeggen!
- Zeg niets!

- Sag nichts!
- Sagen Sie nichts!

Ik kan niets zeggen.

Ich kann nichts sagen.

Hij kan zoiets zeggen.

Er kann so etwas sagen.

"Aha!" zullen ze zeggen.

"Aha", werden sie sagen.

Ik ga alles zeggen.

Ich sag alles.

Ik zal niets zeggen.

Ich werde nichts sagen.

Je mag iets zeggen.

Du kannst reden.

- Stop met dat te zeggen!
- Hou op met dat te zeggen!

- Hör auf, das zu sagen!
- Hören Sie auf, das zu sagen!

Ik zal haar zeggen wat ze moet zeggen op de vergadering.

Ich werde ihr sagen, was sie in der Sitzung sagen soll.

- Verstaat ge wat ik wil zeggen?
- Versta je wat ik wil zeggen?
- Begrijp je wat ik wil zeggen?

Verstehst du, was ich sagen will?

- Ik weet gewoon niet wat zeggen.
- Ik weet gewoon niet wat zeggen...
- Ik weet gewoonweg niet wat te zeggen...
- Ik weet eenvoudig niet wat te zeggen...

Ich weiß einfach nicht, was ich sagen soll.

- Ze heeft je iets te zeggen.
- Ze heeft jullie iets te zeggen.

Sie hat euch etwas zu sagen.

- Ge hadt dat vroeger moeten zeggen.
- Je had dat eerder moeten zeggen.

Das hättest du eher sagen sollen.

- Versta je wat ik wil zeggen?
- Begrijp je wat ik wil zeggen?

- Verstehen Sie, was ich damit sagen will?
- Verstehen Sie, was ich meine?

Dat wat je niet wil zeggen, hoef je niet te zeggen hoor.

- Du musst nichts sagen, was du nicht sagen willst.
- Du brauchst nichts zu sagen, was du nicht sagen willst.

- Ik weet niet wat te zeggen...
- Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen...
- Ik weet gewoon niet wat zeggen.
- Ik weet gewoonweg niet wat te zeggen...
- Ik weet eenvoudig niet wat te zeggen...

Ich weiß einfach nicht, was ich sagen soll.

Dan zeggen we: "Ja, leuk."

Und wir sagen dann: "Ja, hatte ich.

Om te zeggen dat meditatie

können wir sagen, dass Meditation

Ik heb niets te zeggen.

Ich habe nichts zu sagen.

Dat is moeilijk te zeggen.

Das ist schwer zu sagen.

Hij gaat geen ja zeggen.

Er wird nicht ja sagen.

Hij durfde niets te zeggen.

Er wagte nicht, irgendetwas zu sagen.

Je moet de waarheid zeggen.

Du musst die Wahrheit sagen.

Je kan niet "nee" zeggen.

- Du kannst nicht „nein“ sagen.
- Du kannst nicht nein sagen.

Wat wilt ge mij zeggen?

Was willst du mir sagen?

Hij kan moeilijk nee zeggen.

Er kann schlecht nein sagen.

Ik zal het u zeggen.

Ich werde dir das sagen.

Wat wil je daarmee zeggen?

- Was willst du damit sagen?
- Was wollt ihr damit sagen?
- Was wollen Sie damit sagen?

Hij beloofde niets te zeggen.

Er versprach, nichts zu sagen.

Daartegen kan ik niets zeggen.

Dagegen kann ich nichts sagen.

Tom had niets te zeggen.

Tom hatte nichts zu sagen.

Ik moet hem iets zeggen.

Ich muss ihm etwas erzählen.

Laat mij een ding zeggen.

Lass mich eines sagen.

Wat probeer je te zeggen?

Worauf willst du hinaus?

Heb je wat te zeggen?

Hast du irgendwas zu sagen?

Zou je iets willen zeggen?

Willst du etwas sagen?

Hoe durf je zoiets zeggen?

Wie wagst du, so etwas zu sagen?

Dat moet jij nodig zeggen!

- Das musst ausgerechnet du sagen!
- Das sagt der Richtige!
- Das sagt die Richtige!

Tom kon niks anders zeggen.

- Tom konnte nichts anderes sagen.
- Tom konnte nichts weiter sagen.