Translation of "Zeggen" in English

0.026 sec.

Examples of using "Zeggen" in a sentence and their english translations:

Niets zeggen!

Don't say anything!

Sommigen zeggen dit, en anderen zeggen dat.

Some say this, and others say that.

- Wat wil je zeggen?
- Wat wil u zeggen?
- Wat willen jullie zeggen?

What do you want to say?

- Wat gaan we zeggen?
- Wat zullen we zeggen?

- What should we say?
- What can we say?
- What's there to say?

Niets zeggen, oké?

Don't say anything, OK?

- Mag ik alsjeblieft iets zeggen?
- Mag ik alstublieft iets zeggen?

Could I say something, please?

- Je kan niet "nee" zeggen.
- Je kunt geen “nee” zeggen.

You can't say no.

Kom je hoi zeggen?

Gonna say hello?

Mensen zeggen me soms:

So people sometimes say to me,

En, moet ik zeggen,

I also have to say,

Mag ik iets zeggen?

- May I say something?
- Can I say something?

Wat wil je zeggen?

- What do you want to say?
- What is it that you're trying to say?

Dat wil niets zeggen!

It doesn't mean a thing.

Wat kan ik zeggen?

What can I say?

Wat wilde je zeggen?

What did you want to say?

Ik moet iets zeggen.

I need to say something.

- Niets zeggen!
- Zeg niets.

- Don't say anything.
- Don't say anything!

"Aha!" zullen ze zeggen.

'Aha', they will say.

Dat moest ík zeggen!

That's MY line!

Eerst denken, dan zeggen.

Think before you speak.

Wilt ge iets zeggen?

- Do you have anything to say?
- Do you have something to say?
- Do you have something on your mind?

Wat zal Tom zeggen?

- What's Tom going to say?
- What will Tom say?
- What'll Tom say?

- Niets zeggen!
- Zeg niets!

- Don't say anything.
- Say nothing.

Ik kan niets zeggen.

I can't say anything.

Schrijven woorden, zeggen woorden,

writes words, says words,

Hij kan zoiets zeggen.

He can say such things.

Ik ga alles zeggen.

I'm going to say everything.

Tom zal nee zeggen.

Tom will say no.

Tom wilde gedag zeggen.

Tom wanted to say hello.

Jij zou dat zeggen.

You would say that.

Ik zal niets zeggen.

I won't say anything.

Je mag iets zeggen.

- You may speak.
- You can speak.

Ik wilde niets zeggen.

I didn't want to say anything.

Ik zal haar zeggen wat ze moet zeggen op de vergadering.

I will tell her what to say at the meeting.

- Stop met dat te zeggen!
- Hou op met dat te zeggen!

- Stop saying that!
- Stop saying that.

- Verstaat ge wat ik wil zeggen?
- Versta je wat ik wil zeggen?
- Begrijp je wat ik wil zeggen?

- Do you understand what I mean?
- Do you understand what I want to say?

- Ik weet gewoon niet wat zeggen.
- Ik weet gewoon niet wat zeggen...
- Ik weet gewoonweg niet wat te zeggen...
- Ik weet eenvoudig niet wat te zeggen...

- I just don't know what to say.
- I simply don't know what to say...

- Ze heeft je iets te zeggen.
- Ze heeft jullie iets te zeggen.

- She's got something to say to you.
- She has something to say to you.

- Ge hadt dat vroeger moeten zeggen.
- Je had dat eerder moeten zeggen.

You should've said so earlier.

- Aarzel nooit de waarheid te zeggen.
- Aarzel niet de waarheid te zeggen.

Never hesitate to tell the truth.

- Versta je wat ik wil zeggen?
- Begrijp je wat ik wil zeggen?

Do you know what I mean?

Dat wat je niet wil zeggen, hoef je niet te zeggen hoor.

You don't have to say anything you don't want to say.

- Ik weet niet wat te zeggen...
- Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen...
- Ik weet gewoon niet wat zeggen.
- Ik weet gewoonweg niet wat te zeggen...
- Ik weet eenvoudig niet wat te zeggen...

- I just don't know what to say.
- I simply don't know what to say...

Dan zeggen we: "Ja, leuk."

And we'll say, "Yeah, I did."

Om te zeggen dat meditatie

we can say that meditation

Maar ik zal dit zeggen:

But I will say this:

Zo zou ik kunnen zeggen:

So I can say, for instance,

Ik heb niets te zeggen.

- I have nothing to say.
- I don't have anything to say.
- I've got nothing to say.

Ik kan nu niets zeggen.

- I can not say anything for the moment.
- I can't say anything now.

Dat is moeilijk te zeggen.

That's hard to say.

Hij gaat geen ja zeggen.

He will not say yes.

Hij durfde niets te zeggen.

He didn't dare say anything.

Je kan niet "nee" zeggen.

You can't say no.

Wat wilt ge mij zeggen?

- What do you want to say to me?
- What are you suggesting to me?

Hij kan moeilijk nee zeggen.

He has trouble saying no.

Wat wil je daarmee zeggen?

- What are you implying?
- So what are you implying?

U hoeft niets te zeggen.

You don't need to say anything.

Hij beloofde niets te zeggen.

He promised not to tell.

Ik had iets moeten zeggen.

- I should have said something.
- I should've said something.

Ik zal het nooit zeggen!

I will never tell!

Daartegen kan ik niets zeggen.

- I am not able to say anything otherwise.
- I can't say anything against it.

Tom had niets te zeggen.

Tom didn't have anything to say.

Wat kan je anders zeggen?

What else can you say?

Wat kan ik anders zeggen?

What else can I say?

Tom gaat waarschijnlijk nee zeggen.

Tom is likely to say no.

Ik kan niet anders zeggen.

I can't say the opposite.