Translation of "Bakker" in English

Mijn man is bakker.

My husband is a baker.

Ik ben een bakker.

I'm a baker.

De bakker is een goede mens.

The baker is a good man.

Ik ben naar de bakker geweest.

I went to the baker's.

De bakker zit op de hoek.

The bakery is on the street corner.

- Ik heb een brood gekocht bij de bakker.
- Ik kocht bij de bakker een brood.

I bought a loaf of bread at the baker's.

- Komt voor de bakker.
- Komt voor elkaar.

Consider it done.

- Waar is de bakker?
- Waar is de bakkerij?

Where is there a bakery?

Ga even wat brood halen bij de bakker!

Run and get some bread from the baker's!

Onze mensen gaan niet met de taxi naar de bakker.

Our people don't take a taxi to the bakery.

- Het komt wel goed.
- Komt voor de bakker.
- Komt voor elkaar.

- That will be put in order.
- Consider it done.

Ik koop mijn brood nooit in de supermarkt. Ik ga naar de warme bakker.

I don't buy my bread at the supermarket. I go to the bakery.