Translation of "Kocht" in English

Zij kocht.

She bought.

- Tom kocht wat drop.
- Tom kocht wat zoethout.

Tom bought some licorice.

Hij kocht bloemen.

He bought flowers.

U kocht brood.

- You bought some bread.
- You were buying some bread.

Tom kocht bloemen.

Tom bought flowers.

Ik kocht bloemen.

I bought flowers.

Sami kocht sokken.

Sami bought socks.

Tom kocht sokken.

Tom bought socks.

Tom kocht brood.

Tom bought bread.

Tom kocht kip.

Tom bought chicken.

Hij kocht brood.

He bought bread.

Hij kocht een hoed.

He bought a hat.

Ik kocht veel boeken.

- I have bought a lot of books.
- I bought many books.
- I bought a lot of books.
- I've bought a lot of books.

Ik kocht een boek.

I bought a book.

Ik kocht negen bloemen.

I bought nine flowers.

Ze kocht een kip.

She bought a chicken.

Hij kocht een krant.

He bought a newspaper.

Tom kocht een drone.

Tom bought a drone.

Tom kocht een hoed.

Tom bought a hat.

Tom kocht wat brood.

Tom bought some bread.

Ik kocht 24 potloden.

- I bought two dozen pencils.
- I bought 24 pencils.

Ik kocht ijskoud water.

I bought ice-cold water.

Je kocht een papegaai.

You bought a parrot.

Tom kocht een tafel.

Tom bought a table.

Tom kocht wat drop.

Tom bought some licorice.

Ik kocht drie potloden.

I bought three pencils.

Ik kocht een woordenboek.

I bought a dictionary.

Sami kocht een woordenboek.

Sami bought a dictionary.

Tom kocht een boek.

Tom bought a book.

Waarom kocht ze dit?

Why did she buy this?

Tom kocht wat water.

Tom bought some water.

Tom kocht een hond.

Tom bought a dog.

- Maria kocht een brood.
- Maria kocht brood.
- Maria heeft brood gekocht.

Mary bought some bread.

- Tom kocht Mary een mooi cadeau.
- Tom kocht Mary een mooi cadeautje.

- Tom bought Mary a nice present.
- Tom bought a nice present for Mary.

- Tom kocht van Maria een camera.
- Tom kocht van Maria een fototoestel.

Tom bought a camera from Mary.

Meg kocht een blik tomaten.

Meg bought a can of tomatoes.

Moeder kocht twee flessen sinaasappelsap.

Mother bought two bottles of orange juice.

Ze kocht een dozijn eieren.

She bought a dozen eggs.

Ze kocht twee paar sokken.

She bought two pairs of socks.

Hij kocht een dozijn eieren.

He bought a dozen eggs.

Hij kocht haar een hond.

He bought her a dog.

Ik kocht een paar laarzen.

I bought a pair of boots.

Ik kocht deze trui gisteren.

I bought this sweater yesterday.

Hij kocht een Wii U.

He bought a Wii U.

Hij kocht iets voor Mary.

He bought something for Mary.

Hij kocht een paar schoenen.

He's buying a pair of shoes.

Ik kocht een wollen trui.

I bought a woolen sweater.

Ik kocht twee flessen melk.

I bought two bottles of milk.

Zij kocht ook het woordenboek.

- She bought the dictionary, too.
- She also bought the dictionary.

Ik kocht een T-shirt.

I bought a T-shirt.

Ik kocht een nieuwe auto.

I bought a new car.

Tom kocht een tweedehandse Toyota.

Tom bought a second hand Toyota.

Ik kocht een antieke lamp.

I bought an ancient lamp.

Ik kocht dat vorig jaar.

I bought that last year.

Zij kocht ook dat woordenboek.

She bought that dictionary too.

Tom kocht Maria een kerstcadeau.

- Tom bought Mary a Christmas present.
- Tom bought a Christmas present for Mary.

Tom kocht drie dozijn eieren.

Tom bought three dozen eggs.

Hij kocht mij een woordenboek.

Tom bought me a dictionary.

Ik kocht een elektrische fiets.

- I've bought an electric bicycle.
- I've bought an electric bike.

Ik kocht een nieuwe telefoon.

I bought a new phone.

Tom kocht ook een woordenboek.

Tom bought a dictionary, too.