Examples of using "Zamanımız" in a sentence and their dutch translations:
We hebben tijd.
We hebben veel tijd.
We hebben geen tijd.
Het is tijd om te gaan voor ons.
Hadden we maar tijd.
We hebben geen tijd om te wachten.
- Onze tijd is beperkt.
- Onze tijd is gelimiteerd.
- We hebben echt geen tijd.
- Wij hebben echt geen tijd.
Onze tijd zit er bijna op.
- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.
We hebben nog tijd genoeg.
- Geen haast, we hebben tijd.
- We hebben tijd. Je hoeft je niet te haasten.
We hebben geen tijd om te discussiëren.
Wij hebben genoeg tijd.
We hebben genoeg tijd.
Hoelang hebben we nog?
We hebben heel weinig tijd.
Tom heeft me gezegd dat we geen tijd meer hadden.
Niets, nul; zoveel tijd hebben we niet.
- Haast je! We hebben niet veel tijd.
- Snel! We hebben niet veel tijd.
- We hebben nog tijd genoeg om daarover te discussiëren.
- We hebben nog voldoende tijd om het te bespreken.
- We hebben nog tijd genoeg om erover te praten.
We hebben ruim de tijd om onze trein te halen.
We hebben nauwelijks genoeg tijd om te ontbijten.
We hebben genoeg tijd om de trein te halen.
We hebben genoeg tijd om te eten.
We hebben minder dan een uur de tijd.
We hebben minder dan drie uur.
- Je hoeft je niet te haasten. We hebben genoeg tijd.
- Je hoeft je niet te haasten. We hebben zeeën van tijd.
Hebben we tijd voor nog een kop koffie?
- Al van in onze studietijd zijn hij en ik onafscheidelijke vrienden.
- Hij en ik zijn onafscheidelijke vrienden sinds onze studietijd.
Hebben we de tijd dit af te maken voordat Tom komt?