Examples of using "Geldi" in a sentence and their dutch translations:
Ze kwam.
Hij kwam.
Hij kwam uit het zuiden.
De zomer is hier.
- De lente is begonnen.
- Het voorjaar is gearriveerd.
Iemand kwam.
- Samantha is hier.
- Samantha is er.
Het moment is aangebroken.
- Wie kwam?
- Wie was gekomen?
Lente is in de lucht.
Flikken!
De trein is gearriveerd.
- Tom is er.
- Tom is aangekomen.
De politie kwam.
Hij raasde voorbij.
Hij is gekomen!
Ze kwam me te hulp.
Hij kwam gisteren uit Tokyo.
Tijd om te gaan slapen.
kwam er een landarbeider binnen.
En jawel, hij kwam,
Het mannetje is terug.
Tijd om zich te verzamelen.
...die angst grotendeels verdwenen was.
Ze kwam me te hulp.
Hij kwam met de bus.
De trein kwam stipt op tijd.
Het licht ging plotseling aan.
Hij kwam 's ochtends vroeg.
Het is tijd om te gaan voor ons.
- Hij kwam naar beneden.
- Hij is naar beneden gekomen.
- Hij is zelf gekomen.
- Hij kwam zelf.
- Hij kwam persoonlijk.
Is Lata gekomen?
- Hij ging de kamer binnen.
- Hij kwam de kamer binnen.
Die meiden zijn aangekomen.
Tom is vroeg.
- Ze zijn vroeg.
- Zij zijn vroeg.
Tom heeft veel meegemaakt.
Mijn zoon kwam naar mijn kamer.
Betty kwam als laatste.
Mijnheer Smith is gekomen.
Hij kwam op tijd aan.
Hij kwam verschillende keren.
Tom kwam alleen.
Tom kwam met de bus.
Waar kwamen ze vandaan?
De zomer kwam vroeg.
- Tom is eerste geworden.
- Tom is op de eerste plaats geëindigd.
Tom kwam als laatste.
Het boeddhisme kwam uit India.
Tom kwam laat aan.
Tom is gisteren aangekomen.
Tom is eindelijk aangekomen.
Tom is thuisgekomen.
Ze kwam me te hulp.
Is het aangekomen?
- Het is bedtijd.
- Het is tijd om naar bed te gaan.
Maria kwam binnen.
- Bijna iedereen kwam.
- Bijna iedereen is gekomen.
Hoe is hij gekomen?
Hij kwam bij het aanbreken van de dag.
Is dit het moment?
De jongen kwam thuis.
Is er iemand gekomen?
Het is tijd om de lat hoger te leggen.
Er kwam een gedachte bij me op:
en opleiding om priester te worden.
Tijd om haar gezin te voeden.
Het is tijd om voedsel te zoeken.
Nog een vrouwtje.
...is het tijd om naar de stad te gaan.
frank.
- Je hebt geluk. Het vliegtuig is op tijd.
- U heeft geluk. Het vliegtuig is op tijd.
Waarom kwam hij met haar?
Hij zei dat hij zou komen, en hij is gekomen.
Ze kwam alleen.
- Hun blikken kruisten elkaar.
- Hun blikken hebben elkaar gekruist.
Een vos kwam langs.
Ho! Van waar komt dat?
Hoeveel mensen kwamen er naar je feestje?
Tom kwam hier alleen.
Hij kwam laat in de avond thuis.
Ze kwam met een mogelijke oplossing.