Examples of using "Hâlâ" in a sentence and their dutch translations:
- Waarom ben je er nog?
- Waarom zijn jullie nog steeds hier?
- Waarom bent u nog steeds hier?
- Waarom ben je nog steeds hier?
- Ik ben altijd nog alleen.
- Ik ben nog steeds single.
- Ik ben nog steeds vrijgezel.
Hij is nog steeds op vrije voeten.
We zijn nog altijd in gevaar.
ligt nog steeds voor ons.
- Ik ben nog in leven.
- Ik leef nog.
Ik heb nog steeds honger.
Ik weet het nog steeds niet.
We zijn er nog steeds.
- Ik ben nog aan het eten.
- Ik eet nog steeds.
Ik geloof er nog altijd niets van.
Ik was nog thuis.
Ik ben altijd nog alleen.
Ik heb nog steeds dorst.
U leeft nog.
Je bent nog steeds aan het groeien.
Ze zijn nog steeds aan het zoenen.
Het is nog donker.
Jullie zijn nog jong.
- Tom is nog steeds in het ziekenhuis.
- Tom is nog in het ziekenhuis.
Ik wacht nog steeds op je antwoord.
Tom is nog steeds in Boston.
Ze houdt nog steeds van hem.
Hallo? Ben je er nog?
Het blijkt dat ik nog steeds vrienden heb.
maar wij kunnen onze koers nog altijd veranderen.
Dat is nog vrij ver.
Het is toch een beetje hachelijk.
- Ik stond op toen het nog donker was.
- Ik ben opgestaan toen het nog donker was.
De stoofpot is nog warm.
- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.
Ik heb nog steeds niet gevonden wat ik zoek.
- Tom is nog steeds in het ziekenhuis.
- Tom is nog in het ziekenhuis.
De moordenaar loopt nog altijd op vrije voeten.
De tuin ligt nog in de schaduw.
Ik wil nog steeds gaan.
Is het nog ver?
Ik hou nog steeds van je.
Hij is nog minderjarig.
Ik heb nog steeds een beetje honger.
Er is nog hoop.
Ze zijn nog jong.
- Tom huilt nog steeds.
- Tom is nog steeds aan het huilen.
- Bent u nog altijd gehuwd?
- Ben je nog altijd gehuwd?
- Ben je nog steeds thuis?
- Bent u nog steeds thuis?
- Zijn jullie nog steeds thuis?
Er is nog tijd.
Tom is nog steeds jong.
Het sneeuwt nog steeds.
- Het werkt nog steeds niet.
- Hij doet het nog steeds niet.
Ik ben nog steeds duizelig.
Waarom ben ik nog steeds hier?
Mijn benen doen nog steeds pijn.
Ik heb nog steeds mijn waardigheid.
Ik hou nog steeds van Maria.
- Tom is nog steeds in het ziekenhuis.
- Tom is nog in het ziekenhuis.
Ben je nog steeds wakker?
Tom is nog steeds in de keuken.
Mijn sokken zijn nog steeds vochtig.
Tom is nog steeds in Australië.
Tom is nog steeds thuis.
- Ik geef nog steeds niet op.
- Ik ga nog steeds niet opgeven.
Het regent nog.
Waarom zijn we hier nog?
Ik voel me nog steeds gezond.
- Ze was nog steeds een maagd.
- Ze was nog steeds maagd.
Ik denk nog altijd aan haar.
Ik ben er nog.
Ik zit nog op de universiteit.
Ik geloof het nog steeds niet!
Tom leeft nog.
Het is nog mogelijk.
Tom is nog steeds bezorgd.
Ik vertrouw Tom nog altijd niet.
Heb je nog steeds honger?
Ben je daar nog?
- Hij is nog steeds boos.
- Hij is nog steeds woedend.
- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.
Mijn been is nog steeds verdoofd.
Tom is nog steeds buiten.
Ik ben er nog mee bezig.
Wim ligt nog steeds in coma.
Hij is nog in leven.