Translation of "Sueña" in Dutch

¿Sueña? Si sueña, ¿con qué sueña?

Droomt ze? Als ze droomt, waar droomt ze dan van?

- Todo el mundo sueña.
- Todos tenemos sueños.

Iedereen droomt.

Lucy sueña con convertirse en veterinaria y curar animales.

Lucy droomt ervan, dierenarts te worden en dieren te behandelen.

Mira el pasado para aprender de él, mira el presente y vive por él, mira el futuro y sueña con él.

Bekijk het verleden om ervan te leren, bekijk het heden en leef ermee, bekijk de toekomst en droom erover.

A veces me pregunto si este mundo solo existe en la cabeza de alguien que sueña que todos existimos. Tal vez incluso sea yo.

Soms vraag ik me af of deze wereld er alleen in iemands hoofd is, en hij ons allemaal tot bestaan droomt. Misschien ben ik het zelfs wel.