Examples of using "Todos" in a sentence and their dutch translations:
Ze keken allemaal.
Luister, iedereen.
- Iedereen aarzelde.
- Iedereen twijfelde.
Iedereen kent iedereen.
- Ze hebben allemaal gesproken.
- Ze praatten allemaal.
Iedereen.
Iedereen applaudisseerde.
Zijt ge allemaal klaar?
Eén voor allen, allen voor één.
Eén voor allen, allen voor één.
Iedereen is gelukkig.
Iedereen wil geld.
Iedereen was gelukkig.
Iedereen wint.
Iedereen heeft het overleefd.
Iedereen bad.
Iedereen keek.
Iedereen is ontsnapt.
Iedereen wachtte.
We liegen allemaal.
Iedereen sprong.
Luister, iedereen!
Luister, iedereen.
Iedereen juichte.
Gebruik ze allemaal.
- Iedereen eruit!
- Iedereen buiten!
Iedereen liegt.
Hoe dan ook.
Iedereen zal sterven.
- Iedereen luisteren!
- Luister allemaal!
Waar is iedereen?
Ze zagen er allemaal gelukkig uit.
Waar wonen jullie allemaal?
Rot toch allemaal een eind op!
op dat stabiele geluk dat we allemaal willen.
Maar met ons allemaal.
wij allemaal,
Maar niet allemaal.
Ze zijn allemaal stuk.
Jullie weten dat allemaal.
Iedereen was ontzettend blij.
Alle mensen zijn gelijk.
Wij spreken allemaal Engels.
Hoe gaat het met iedereen?
Iedereen is klaar.
Iedereen heeft geheimen.
Gefeliciteerd, allemaal!
Iedereen heeft gebreken.
Zijn ze allemaal gelijk?
We waren allemaal moe.
- Hallo allemaal!
- Hallo, iedereen!
Iedereen is gelukkig.
Iedereen haat hem.
Tom ziet er ongemakkelijk uit.
- Iedereen, zeg kaas.
- Iedereen, zeg "cheese".
- Iedereen, lach naar het vogeltje.
Iedereen is geschokt.
Iedereen heeft vrienden nodig.
- Alle mensen ademen lucht.
- Iedereen ademt lucht.
- Iedereen houdt van haar.
- Iedereen mag haar graag.
Is iedereen gelukkig?
Vertel het aan iedereen.
- Iedereen wacht.
- Ze wachten allemaal.
Iedereen is ziek.
Iedereen glimlacht.
Iedereen bleef.
Iedereen lacht.
Iedereen lachte.
Iedereen moet het weten.
We zijn allemaal vrienden.
- We maken allen fouten.
- We maken allemaal fouten.
Ik vind ze allemaal leuk.
Iedereen is in leven.
Iedereen wil geld.
Iedereen is speciaal.