Translation of "Igual" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Igual" in a sentence and their dutch translations:

Todos igual.

Hoe dan ook.

Todo es igual.

- Alles is hetzelfde.
- Het is lood om oud ijzer.

¡Me da igual!

Ik geef er geen bal om!

Me da igual.

Mij om het even.

Estudios que comparan el cannabis de igual a igual

Studies die cannabis vergelijken

Luces igual que él.

- Je lijkt net op hem.
- Je lijkt op hem.

Niños y adultos por igual,

zowel kinderen als volwassenen,

Es un largo trecho igual.

Dat is nog vrij ver.

Al principio, todo parecía igual.

In het begin lijkt het allemaal hetzelfde.

Sí, yo igual pienso eso.

Ja, dat denk ik ook.

La vida nunca sigue igual.

Het leven blijft nooit hetzelfde.

A mí me da igual.

- Mij is het gelijk.
- Mij om het even.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat kan mij niets schelen.

Eres igual que tu padre.

Je bent net als jouw vader.

Me da igual quién gane.

Het maakt mij niet uit wie er wint.

- Me da igual.
- A mí me da igual.
- A mí me da lo mismo.

Het kan me niet schelen.

- Me da igual.
- No me importa.

- Het maakt me niet uit.
- Ik vind het niet erg.

Es igual de alto que yo.

Hij is even groot als ik.

Imagínate: es doctor e igual fuma.

Stel je even voor: hij is arts en toch rookt hij.

Extienda usted la arena por igual.

Verspreid het zand gelijkmatig.

Lo que importa, igual, es nunca rendirnos.

Wat van belang is, is dat we nooit opgeven.

Al igual que en el universo visible.

net zoveel als in het zichtbare heelal.

Las dos montañas son de igual altura.

De twee bergen zijn even hoog.

Los murciélagos son mamíferos, igual que nosotros.

Vleermuizen zijn zoogdieren, net als wij.

Tu situación es igual a la mía.

Jouw situatie is hetzelfde als de mijne.

Uno más dos es igual a tres.

- Eén plus twee is gelijk aan drie.
- Eén en twee is drie.
- Eén plus twee is drie.

Me da igual si vienes o no.

Het kan me geen barst schelen, of je nu komt of niet.

Él se ve igual a su hermano.

- Hij lijkt precies op zijn broer.
- Hij lijkt sprekend op zijn broer.

Ayer compré un bolígrafo igual al tuyo.

Ik heb gisteren net zo'n pen gekocht als jij hebt.

Un dólar es igual a cien centavos.

Een dollar is gelijk aan honderd dollarcent.

Mary nada igual de rápido que Jack.

Maria zwemt even snel als Jakobo.

Ellos son igual de fuertes que nosotros.

Ze zijn even sterk als wij.

Tom viene de Boston, igual que María.

Tom komt uit Boston en Maria ook.

Me da igual lo que él haga.

Het is mij gelijk wat hij doet.

Me da igual que venga o no.

Het maakt mij niet uit of hij wel of niet komt.

No soy igual de joven que tú.

Ik ben niet zo jong als jij.

Diez menos dos es igual a ocho.

Tien minus twee is gelijk aan acht.

Tony habla inglés igual de bien que tú.

Toni spreekt even goed Engels als gij.

Él es igual de alto que su padre.

Hij is zo groot als zijn vader.

Mi hermano corre igual de rápido que yo.

Mijn broer loopt even snel als ik.

- Me siento igual.
- Me siento del mismo modo.

- Ik voel me ook zo.
- Ik ben het daarmee eens.

Él habla español igual de bien que francés.

Hij spreekt even goed Spaans als Frans.

Su hija era famosa, igual que su hijo.

Zijn dochter en zijn zoon waren beiden beroemd.

- Bah, da igual.
- Bah, no importa.
- Bah, déjalo.

Ach, wat dan ook.

Tom habla inglés igual de bien que vosotros.

Tom spreekt net zo goed Engels als u.

Yo, al igual que él, no estoy convencido.

Ik ben er - net zoals hij - niet van overtuigd.

Con haber nacido, daba igual, ese era su destino.

Waar je mee geboren was, daar moest je het mee doen.

Me da igual lo que hagas con tu dinero.

Het kan me niet schelen wat je met je geld doet.

Una guitarra eléctrica no suena igual a una acústica.

Een elektrische gitaar klikt anders dan een akoestische.

Con o sin tu consentimiento, igual voy a hacerlo.

Of je het er nou wel of niet mee eens bent, ik ga dat zeker doen.

Estaba entrando en un mundo de gente igual que yo,

Ik betrad een wereld van mensen net als ik,

Al igual que cuando eramos niños y rompíamos el lápiz

Net als toen je als kind je potlood brak

Da igual. Puede que viaje 400 metros para encontrar pareja.

Dat is maar goed ook. Hij kan wel 400 meter afleggen voor een partner.

Da igual. Nunca se sabe quién acecha en las sombras.

Gelukkig maar. Je weet maar nooit wie in de schaduw op de loer ligt.

La comida china es igual de rica que la francesa.

Chinees eten is even lekker als Frans eten.

Tenemos la misma edad, pero no somos igual de altos.

We zijn even oud, maar niet even groot.

Da igual lo que digas, lo haré a mi manera.

Zeg wat je wilt, maar ik doe toch mijn eigen zin!

Marika es finesa pero habla alemán igual que los alemanes.

Marika is Finse, maar ze spreekt Duits zoals de Duitsers.

- Me da igual.
- No me importa.
- Me chupa un huevo.

- Dat zal me een worst zijn.
- Mij maakt het niet uit.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat kan mij niets schelen.
- Het kan me niet schelen.
- Het maakt me niet uit.
- Het interesseert me niet.

- Me da lo mismo.
- Me da igual.
- No me importa.

Het maakt me niet uit.

- Soy tan alto como Tom.
- Soy igual de alto que Tom.

Ik ben net zo groot als Tom.

- Son tan fuertes como nosotros.
- Ellos son igual de fuertes que nosotros.

Ze zijn even sterk als wij.

- Uno más dos es igual a tres.
- Uno más dos es tres.

Eén plus twee is gelijk aan drie.

- Tres por tres son nueve.
- Tres por tres son igual a nueve.

- Drie maal drie is negen.
- Drie vermenigvuldigd met drie is negen.

- Hazlo de nuevo, tal como antes.
- Hazlo de nuevo, igual que antes.

Doe het opnieuw, net zoals eerder.

- Cinco más tres es ocho.
- Cinco más tres es igual a ocho.

- Vijf plus drie is gelijk aan acht.
- Vijf plus drie is acht.

A pesar de que la secuenciación de su ADN es exactamente igual,

Ook al zijn hun DNA-sequenties identiek,

La celebración de la Navidad no será igual este año sin Tom.

Het kerstfeest zal dit jaar niet hetzelfde zijn zonder Tom.