Examples of using "стоять" in a sentence and their dutch translations:
- Ben je het zat om aan te schuiven in de rij?
- Hebt u er genoeg van om aan te schuiven in de rij?
Iedereen bleef staan.
Tom bleef staan.
Ik kan niet staan.
Kan je op je hoofd staan?
De Britten zijn het gewend om in de rij te staan.
Ga je daar de hele dag blijven staan?
De baby kan op zijn voetjes staan, maar nog niet lopen.
Het zelfstandig naamwoord kan in het enkelvoud staan of in het meervoud.
In de trein was het zo druk dat ik de hele rit heb moeten staan.
Dit blauwe hart een huis waarin je kan rechtopstaan.
In de trein was het zo druk dat ik de hele rit heb moeten staan.
met kamers groot genoeg dat er een mens rechtop in kan staan.
Gezien er geen vrije zitplaatsen waren in de bus bleef ik staan.