Examples of using "остался" in a sentence and their dutch translations:
- Wie is er gebleven?
- Wie bleef er?
Tom bleef.
Hij bleef.
Is er nog koffie?
Tom bleef buiten.
Ik zal alleen blijven.
Hij bleef alleen.
Tom bleef kalm.
Tom bleef achter.
Tom bleef zitten.
Tom bleef staan.
Ik bleef achter.
Hij bleef thuis.
Is er nog koffie?
- Ik ben gebleven.
- Ik bleef.
Hij bleef bij zijn tante.
Wil je dat ik blijf?
Hij bleef in het huis van zijn tante.
Tenzing hield me hier.
- Tom bleef thuis bij Maria.
- Tom is thuis gebleven bij Maria.
Tom bleef zitten.
- Ik bleef binnen omdat het regende.
- Ik bleef thuis omdat het regende.
- Wegens de regen ben ik thuis gebleven.
- Vanwege de regen ben ik thuis gebleven.
- Door de regen ben ik thuis gebleven.
Hij wil dat je hier blijft.
Waarom ben je gebleven?
Ik ben thuis gebleven.
Tom bleef kalm.
Hij is hier een tijdje gebleven.
Hij bleef daar drie dagen.
Maar ze heeft een laatste truc in petto.
Ik bleef thuis omdat ik ziek was.
Ik bleef binnen omdat het regende.
Hij heeft enkele dagen in een hotel gelogeerd.
Hij bleef in het hotel.
Ik wil dat Tom thuis blijft bij de kinderen.
Dus je wilt dat ik de kloof oversteek en boven blijf?
Zodra hij alleen was, opende hij de brief.
Ik ben thuis gebleven om uit te rusten.
Hij heeft zijn baan verloren.
Tom bleef in de auto terwijl Maria naar de supermarkt ging.
Hij bleef in het huis van zijn tante.
Ik ben thuis gebleven.
Alle geur zit in de kelp... ...dus de haai bijt in en hapt naar de kelp.
Hebben we nog azijn?
- Ik wil dat je blijft.
- Ik wil dat jij blijft.
Ben je thuis gebleven om te leren voor de toets?