Examples of using "остались" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen bleef.
Ze stonden.
Twee problemen bleven onopgelost.
Zijn er nog enige kaartjes over?
Iedereen bleef zitten.
Iedereen bleef staan.
Ze bleven vrienden.
Ze bleven goede vrienden.
Nu zijn we eindelijk met z'n tweeën.
Waarom ben je gebleven?
We zijn daar drie maanden gebleven.
Ze verbleven in Rome tot in september.
Zij bleven thuis omdat het regende.
Heb jij wat geld over?
- Ik wil dat je blijft.
- Ik wil dat jij blijft.
Ben je thuis gebleven om te leren voor de toets?
Toms ouders bleven alleen samen ter wille van de kinderen.