Examples of using "устали" in a sentence and their dutch translations:
Zijn jullie moe?
Bent u moe?
De leerlingen zijn moe.
Ze zijn moe.
We waren allemaal moe.
Zij zijn uitgeput.
We waren een beetje moe.
Bent u niet moe?
- Ben je moe?
- Bent u moe?
- Zijn jullie moe?
Ik heb vermoeide ogen.
"Bent u moe?" "Niet echt!"
U bent niet moe, of wel?
We waren allemaal een beetje moe.
Volgens mij zijn de kinderen moe van het zwemmen.
- Hoezo ben je zo moe vandaag?
- Hoe komt het dat ge zo moe zijt vandaag?
- Waarom zijn jullie zo moe vandaag?
Ze waren moe van het wachten.
- Ik liep tot mijn benen stijf waren.
- Ik liep tot mijn benen er stijf van werden.
Volgens mij zijn de kinderen moe van het zwemmen.
Jullie zijn moe.
- Ben je moe?
- Bent u moe?
Je zult wel moe zijn na zo’n lange reis.
- Hoezo ben je zo moe vandaag?
- Waarom zijn jullie zo moe vandaag?
- Ben je het zat om aan te schuiven in de rij?
- Hebt u er genoeg van om aan te schuiven in de rij?
We zijn op minder dan halverwege de top van de berg. Ben je al moe?
- Ben je niet moe?
- Bent u niet moe?
- Je bent moe van het nietsdoen.
- Je bent moe van het niksen.
Was je gisteravond moe?
Ze zijn even moe als wij.
- Jij bent moe en ik ook.
- U bent moe en ik ook.
- Was u niet moe?
- Was je niet moe?
- Waren jullie niet moe?