Examples of using "Туда" in a sentence and their dutch translations:
Kijk daar!
- Daarginds!
- Daarheen!
Ga jij daar heen?
- Ik ben erheen gegaan.
- Ik ben er geweest.
- Ik ging erheen.
Heen en terug? Enkele reis.
Heen en terug of enkele reis?
- Leg het daar gewoon neer.
- Zet het gewoon daar.
Ga jij daar heen?
Kijk eens hier in.
Heen en terug? Enkele reis.
Leg het boek daar.
Leg het daar.
Ik wilde daarnaartoe gaan.
Ik ga deze kant op.
Ofwel die kant op...
Daar, rechtdoor.
Ga daarheen.
Ik ga er alleen heen.
Ik moet erheen.
- Ik wil daarheen gaan.
- Ik wil daarnaartoe gaan.
- Niemand is ernaartoe gegaan.
- Niemand ging ernaartoe.
Je mag gaan.
Je kunt daar niet ingaan!
Ik ga er alleen heen.
Ik moet erheen.
Ga daar niet alleen heen.
Leg het daar.
Ze is daar niet heen gegaan.
Je kunt daar niet ingaan!
Niemand mag daar binnen.
- Ik breng hem daarheen.
- Ik breng haar daarheen.
Ik ga er alleen heen.
Ga daar niet alleen heen.
Je hoeft daar niet heen te gaan.
Kijk, daar.
Stuur mij naar daar.
Ik ben erheen gegaan.
- Je ging daarnaartoe.
- U ging daarnaartoe.
- Jullie gingen daarnaartoe.
- Je ging daarheen.
- U ging daarheen.
- Jullie gingen daarheen.
Is Tom teruggegaan?
Je zou er niet heen moeten gaan.
We moeten daar samen heengaan.
Hoe gaan we daar komen?
Ga zeker onmiddellijk naar daar.
Ik ben er te vroeg aangekomen.
Niemand wil daarheen.
Ik kan daar niet alleen naar teruggaan.
Het spijt mij dat ik ernaartoe geweest ben.
Ik ben er te vroeg aangekomen.
Het is me gelukt om er op tijd te komen.
Ik ga daar niet meer heen.
Ik vind dat hij daarnaartoe moet gaan.
U mag gaan.
Tom wil daar niet heen.
Ik ga daar niet meer heen.
- Je hoeft daar niet heen te gaan.
- Het is niet nodig dat je daar heengaat.
Verplaats alsjeblieft deze steen van hier naar daar.
Ik moet beneden zien te komen.
We gaan deze kant op.
Ze gingen er allemaal naartoe.
- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.
Ze is daar niet heen gegaan.
Moet ik er echt naartoe?
Hij ging daar zelden heen.
Ze is daar gisteren naartoe gegaan.
- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.
Ga buiten, of kom binnen.
Ik wilde daarnaartoe gaan.
Hij aarzelde om ernaartoe te gaan.
Hij ging er persoonlijk naartoe.
Moet ik daarheen?
Er is geen reden waarom ik naar daar zou gaan.
Ik ga er alleen heen.
Hoe laat is hij daar aangekomen?
Ik ga er alleen heen.
Heb je een retourkaartje gekocht?
- Weet je hoe ik daar kan komen?
- Weten jullie hoe ik daar kan komen?
- Weet u hoe ik daar kan komen?
Waar de naald gaat volgt de draad.
Hoelang gaat het duren om daar te komen?
Ik weet niet, hoe je daar komt.
Ik ben bang dat ik daar niet op tijd zal zijn.
Ik ben daar nooit meer heen gegaan.
Haal het touw hieromheen. Dat daar overheen.
Ik doe hem hier in. Loop niet weg.
- Hij heeft voor zichzelf beslist dat hij daar alleen heen zou gaan.
- Hij heeft beslist om daar alleen heen te gaan.
- Hij besloot om daar alleen heen te gaan.
- Hij heeft voor zichzelf beslist dat hij daar alleen naartoe zou gaan.
- Hij heeft beslist om daar alleen naartoe te gaan.
Leg het boek terug waar je het gevonden hebt.
De plaats is niet over land bereikbaar.
Waar de naald gaat volgt de draad.
Daar wil ik niet nog eens heen.
Het was nodig zelf daarnaartoe te gaan.
Hij slaagde erin om daar op tijd te zijn.
- Ik ben daar tientallen keren geweest.
- Ik ben daar tientallen keren heen gegaan.
Hij moet morgen daarheen gaan.
Hij gaat daar elke dag naartoe.