Examples of using "ездил" in a sentence and their dutch translations:
Vroeger reed mijn vader een Kever.
Wanneer ging hij naar Europa?
Hij is gister naar Tokio gegaan.
- Wanneer ben je naar Rome gereisd?
- Wanneer reisde je naar Rome?
Tom ging eergisteren naar Boston.
Voor de oorlog ging ik naar Europa.
Tijdens de zomer ging ik meestal naar Miami.
Ik ben afgelopen zomer naar Italië gereisd.
Sam is in januari gaan skiën.
Als ik jou was, zou ik niet naar Australië gaan.
De vorige winter ben ik naar Canada gaan skiën.
Ik ben afgelopen winter in Canada gaan skiën.
De laatste keer dat ik naar China ging, bezocht ik Shanghai.
Tom ging niet naar Boston.
Toen ik in Rome woonde, nam ik elke dag de metro.
Vroeger ging hij op de fiets naar school maar nu neemt hij de bus.
- Ik ben nooit in het buitenland geweest.
- Ik ben nog nooit in het buitenland geweest.
- Ik ben erheen gegaan.
- Ik ben er geweest.
- Ik ging erheen.
Waar ging Tom skiën?
Ik ben daar nooit meer heen gegaan.
Ging je naar Caïro of Alexandrië?
Tom ging niet met de auto naar Boston.
Waar ging Tom naartoe?
Neen, ik ben niet gegaan.
Ben je naar Boston gegaan?
- Niemand is ernaartoe gegaan.
- Niemand ging ernaartoe.
Heb je ooit paard gereden?
- Zijt ge al eens in Amerika geweest?
- Was je ooit al in Amerika?
Ik zal hem vragen waar hij vorige zondag naartoe gegaan is.
Ik ben vorig weekend niet met Tom wezen vissen.
- Wie ging er nog mee met Tom?
- Wie is er nog met Tom meegegaan?
Ik ging niet.
- Waar ging je skiën?
- Waar ging u skiën?
- Waar gingen jullie skiën?
Waarom ging je naar de stad?
- Je kunt beter niet naar.
- U doet er best aan niet te gaan.